Margaretha Stuart

Margaretha van Schotland

Margaretha van Schotland, eigenlijk Margaret Stuart (Perth, 25 december 1424 - Châlons-en-Champagne, 16 augustus 1445) was de eerste echtgenote van de Franse kroonprins Lodewijk, de latere koning Lodewijk XI.

Levensloop

Margaretha op weg naar haar huwelijk (miniatuur uit Chronique de Charles VII, roi de France van Jean Chartier, ca. 1475)

Zij werd geboren in 1424 als de oudste dochter van de Schotse koning Jacobus I Stuart, en werd al in 1428 verloofd met de zesjarige dauphin Lodewijk, zoon van koning Karel VII van Frankrijk. Dit verstandshuwelijk moest Karels alliantie met Schotland versterken, en hem in de gelegenheid stellen de Franse gebiedsdelen die nog in Engelse handen waren te heroveren. Na lange onderhandelingen verliet Margaretha in 1436 haar vaderland om aan het Franse hof opgeleid te worden voor haar toekomstige taak als koningin van Frankrijk. Zij werd op deze tocht geëscorteerd door een vloot van tientallen schepen, met aan boord een duizendtal Schotse soldaten die het leger van Karel VII kwamen versterken. Het eskadron bereikte de Franse kust op 15 april, maar de kleine prinses ging pas op 5 mei aan land in La Rochelle: het is niet bekend waarom er zo lang gewacht werd. Het huwelijk van beide kinderen (respectievelijk twaalf en veertien jaar oud) werd ingezegend in Tours, op 25 juni 1436. Het was naar verluidt een korte en sobere plechtigheid, waarvoor de koning met tegenzin even zijn jachtpartij onderbrak, om onmiddellijk daarna weer te vertrekken.

Margaretha kreeg in Frankrijk de gebruikelijke opleiding van meisjes van hoge adel, met lezen, schrijven, handwerk en wellicht ook muziek en dans.[1]

Kroonprins Lodewijk had van meet af aan een hekel aan zijn vrouw, die hem door zijn vader was opgedrongen, en verwaarloosde haar schromelijk. Zij hield van mooie kleren en van vrolijke feestjes, maar haar gierige echtgenoot onthield haar al deze pleziertjes. De koning had medelijden met zijn schoondochter en probeerde dit tekort aan affectie zo veel mogelijk te verzachten met allerlei geschenken. Mede hierdoor werd de kloof tussen prins Lodewijk en zijn vader steeds groter. Zelf dronk Margaretha liever azijn, at onrijpe appels en snoerde zich de lendenen in, dan zwanger te raken van haar echtgenoot.

Van haar op literair gebied niet onbegaafde vader erfde Margaretha de liefde voor poëzie, en zij liet zich in haar eenzaamheid bij voorkeur omringen door jonge dichters. Op die manier werd zij door Jamet de Tilly, opperkamerheer en spion van haar echtgenoot, "betrapt" terwijl zij in een slecht verlichte kamer verzen declameerde in het gezelschap van enkele jonge dichters. Dit werd de voedingsbodem voor allerlei – overigens onbevestigde – geruchten over losbandig gedrag.

De ongelukkige Margaretha begon zo erg te lijden onder deze aantijgingen, dat het haar depressief maakte en haar levenswil ondermijnde. Toen zij in de zomer van 1445 haar echtgenoot vergezelde op een pelgrimstocht naar Châlons, vatte zij kou en werd ernstig ziek. Zij weigerde alle voedsel en verzorging, en overleed op 16 augustus, tot groot verdriet van haar schoonvader, die zijn zoon de schuld gaf van haar vroegtijdige overlijden. Haar laatste woorden waren: "Fi de la vie! Qu'on ne m'en parle plus." dat is "Bah, het leven! Mij hoef je er niet meer over te praten."

Graf

Bij leven had zij al opdracht gegeven om een grafkapel te bouwen in de kerk van de augustijner abdij Saint-Laon in Thouars. Zij werd eerst begraven in Châlons-en-Champagne en pas in 1479 werden haar resten bijgezet in de grafkapel in Thouars. In 1995 werd bij een archeologisch onderzoek haar grafkelder geopend en werden haar lichaamsresten teruggevonden en onderzocht.[1]

Kwartierstaat (voorouders)



Robert II van Schotland
(1316-1390)

Elizabeth Mure
(overleden in 1353)
 

John Drummond
(1318-1373)

Mary Montifex
(ca. 1324-na 1375)
 

Jan van Gent
(1340-1399)

Katherine Swynford
(ca. 1350-1403)
 

Thomas Holland
(1350-1397)

Alice Fitzalan
(ca. 1350-1416)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 


Robert III van Schotland
(ca. 1340-1406)
 
 
 

Anabella Drummond
(1350-1401)
 
 
 
 
 

John Beaufort
(ca. 1373-1410)
 
 
 

Margaretha Holland
(1385-1439)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 


Jacobus I van Schotland
(1394-1437)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Joan Beaufort
(ca. 1404-1445)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Margaretha Stuart
(1424-1444)
 

Isabella Stuart
(1426-ca. 1494/1499)
 

Joan Stuart
(ca. 1428-1494)
 


Jacobus II van Schotland
(1430-1460)
 

Eleanor Stuart
(1433-1480)
 

Maria Stuart
(ca. 1434-1465)
 

Annabella Stuart
(ca. 1436-1509)