Standaardnederlands

Standaardnederlands is de gestandaardiseerde variant van het Nederlands die wordt onderwezen op scholen en wordt gebruikt door de autoriteiten en media in Nederland, België, Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba.

Het bewaken en beschrijven van het Standaardnederlands is door de Nederlandse, Vlaamse en Surinaamse overheid toevertrouwd aan de Nederlandse Taalunie. De Taalunie publiceert werken waarin de normen van het Standaardnederlands zijn vastgelegd.

Het begrip Standaardnederlands

Het woord Standaardnederlands staat zo (en niet als bijvoorbeeld Standaard-Nederlands, standaard-Nederlands of standaardnederlands) in het Groene Boekje. Met name officiële instanties, waaronder overigens soms ook de Taalunie, schrijven ook standaard Nederlands (met een spatie). De Taalunie spreekt ook van de Nederlandse standaardtaal.[1]

Een oude benaming die nog steeds wordt gebruikt, is ABN, de afkorting van Algemeen Beschaafd Nederlands. Vroeger waren er zgn. ABN-kringen, studiegroepen op scholen die zuiver taalgebruik bepleitten en welsprekendheidstoernooien organiseerden. Er was een ABN-centrale die allerlei initiatieven nam, o.a. het uitbrengen van een film "Moeder, wat zijn we rijk" in 1957. Deze aanduiding is in de vaktaal door andere benamingen vervangen, voornamelijk omdat het woord beschaafd kon worden opgevat als suggestie dat mensen die andere varianten van het Nederlands spreken niet beschaafd zouden zijn. Tot de spellinghervorming van 1995 gebruikte men voornamelijk de benaming Algemeen Nederlands (AN). In Vlaanderen is deze benaming nog steeds algemeen gangbaar.

Zie ook