Slavernij

Slavernij of lijfeigenschap is een vorm van onvrijwillige dienst waarin een persoon wordt behandeld als het eigendom van een ander persoon. De persoon die het bezit is, wordt slaaf genoemd, naar het Balkanvolk (zie ook Slavische volkeren) dat na de oudheid eeuwenlang de belangrijkste leverancier was van slaven. Slavernij komt over de hele wereld nog steeds voor, hoewel het vrijwel overal illegaal is. Naar schatting 100 miljoen mensen leven nog in een situatie waarin ze gedwongen worden tewerkgesteld.

Afbeelding van de Slavenmarkt in de Romeinse tijd gemaakt door Gustave Boulanger, vóór 1882

Slavernij in de oudheid

Zie Slavernij in de oudheid voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Slavernij in Brazilië door Jean-Baptiste Debret (1768-1848).
Slaventransport in Afrika, gravure uit Lehrbuch der Weltgeschichte oder Die Geschichte der Menschheit, William Rednbacher, 1890

Het beeld van slavernij als Westerse misdaad van de 16e tot de 19e eeuw is niet volledig. Slavernij bestaat namelijk minstens zolang als de geschiedschrijving. Het Oude Egypte, Oude Griekenland, de Romeinen, maar ook modernere Afrikaanse en Arabische culturen maakten en maken veelvuldig gebruik van slaven. Slavernij kwam ook in de Chinese, Indische en Amerikaanse indianenculturen voor.

Er waren wel verschillen tussen de diverse vormen van slavernij. Slavernij kwam voor als gedwongen dienstverlening (huishoudelijk werk, dienst in het leger, zware arbeid), maar werd ook als straf opgelegd om bijvoorbeeld schulden af te lossen. Soms kregen slaven loon, soms kost en inwoning. Essentieel aan slavernij is echter de onvrijwilligheid. Een slaaf werkte meestal vanaf zijn geboorte of gevangenneming tot aan zijn dood voor zijn eigenaar. In sommige culturen kon een slaaf zijn vrijheid wel verdienen of kopen. Een arbeider uit den vreemde, die in een ander land tegen betaling werkt, wordt daarentegen geen slaaf, maar gastarbeider genoemd.

In de meeste culturen van de Oudheid verkeerde een groot deel van de "vrije" boeren in een soort horigheid ten opzichte van de grondbezitters. Daardoor hadden dezen ook zonder slavernij de beschikking over een voldoende hoeveelheid goedkope arbeidskrachten.

Grieken en Romeinen

Hoewel slavernij dus bij (vrijwel) alle culturen in de oudheid voorkwam, waren het vooral de Grieken en Romeinen die op grote schaal hiervan gebruik maakten. In de meeste culturen werden slaven vooral in de huishouding van rijke mensen gehouden en waren ze betrekkelijk gering in aantal. Alleen na oorlogen zwol hun aantal sterk aan, wanneer de verslagenen door een overwinnend leger in slavernij werden weggevoerd. Door de grote uitbreidingsoorlogen van de late Romeinse Republiek kwamen er tijdelijk grote aantallen slaven beschikbaar. Deze werden overal te werk gesteld waar veel mankracht nodig was, zoals in de landbouw, mijnbouw en grote constructiewerken. De vaak verkondigde voorstelling dat in de Griekse en Romeinse samenleving slaven de grote meerderheid der bevolking uitmaakten is echter beslist overdreven. Soms speelden slaven voor ons onverwachte rollen: zo bestond de politie in Athene uit Scythische slaven. Bij de Grieken en Romeinen kwam het regelmatig voor, dat slaven zichzelf vrijkochten.

In de Romeinse Keizertijd, toen de grote veroveringsoorlogen hadden opgehouden, begon de aanvoer van "verse slaven" te stokken. De grondbezitters gingen toen bevorderen dat de slaven op hun plantages een gezin konden stichten ("servi casati") (slaven met een eigen huishouding), zodat de slavenpopulatie langs natuurlijke weg in stand kon worden gehouden. Tegelijk was een groot deel van de voorheen vrije boeren, de coloni, langzamerhand in een soort horigheid vervallen. Op den duur zou het onderscheid tussen "servi casati" en "coloni" grotendeels verdwijnen.

Egypte

Vroeger dacht men ook dat bijvoorbeeld de Egyptische Piramiden door massale inzet van slaven gebouwd werden. Recent archeologisch onderzoek heeft aanwijzingen gevonden dat dit voornamelijk door de Egyptische boeren en arbeiders zelf werd gedaan als herendienst aan de farao op tijdstippen dat het land toch niet bewerkt kon worden (tijdens de periodieke Nijloverstromingen die het land door vers slib verbeterden.)

Israël: slavernij in de Bijbel

De Bijbel verhaalt vaak en uitvoerig over slaven, slavernij en slavenhandel, bijvoorbeeld de bijvrouw van Abraham, Hagar, was een Egyptische slavin die hem zijn eerste zoon, Ismaël, schonk Of de verkoop van Jozef als slaaf naar Egypte. Het hele Joodse volk was in slavernij in Babylon en ook Egypte geraakt, waaraan het kon ontsnappen onder leiding van Mozes (en dit wordt nog steeds herdacht met het joodse paasfeest, Pascha). De Bijbel geeft ook uitvoerige regels voor het behandelen van slaven. Zo is het volgens het Oude Testament verboden om Joden voor altijd in slavernij te houden (Exodus 21:2), wordt de verkoop van dochters als slavinnen gereguleerd (Exodus 21:7-11), of de toepassing van de doodstraf voor degene die Joden roofde om hen als slaaf te verkopen (Deuteronomium 24:7)

Ook Jezus geeft in het Nieuwe Testament onder andere verschillende parabels waarin gesproken wordt over slaven en meesters.

China en India

Ook in het oude China en India bestond de grote massa der bevolking uit in naam vrije boeren, maar hun positie verschilde echter vaak niet of nauwelijks van die van horigen.

Europa in de Middeleeuwen

In de vroege Middeleeuwen ontstond er in West-Europa een toenemende weerzin om medechristenen in volledige slavernij te houden. Het betrekkelijk geringe aantal "volle slaven" werd toen vooral gerekruteerd onder de Slaven in Oost-Europa, die vóór AD 1000 of 1100 nog grotendeels heidens waren. Het Latijnse woord "servus" voor "slaaf" ging toen "horige" betekenen en voor de "volle slaven" ging men het woord "sclavus" gebruiken (dat afgeleid is van het Oud-Slavische woord sloviti, dat "spreken" betekent, m.a.w. "de mensen die onze taal spreken").

De kerk ontmoedigde het reduceren van medechristenen tot slaven, maar lijfeigenschap en horigheid, waardoor toen de meerderheid van de Europese bevolking gebonden was, vormden een gematigde vorm van slavernij. In het Byzantijnse en islamitische oosten kwam slavernij op grotere schaal voor en werd dit als normaal gezien. In het westen werden krijgsgevangen moslims meestal als slaaf behandeld.

Omstreeks 1500 waren er in Spanje en Portugal talrijke blanke, Moorse, joodse en negerslaven. In het begin van de 16e eeuw en nog lang daarna, werden door Spanje en andere landen de volgende personen als slaaf beschouwd:

  • iedereen die uit een slavenmoeder geboren was
  • wie in een 'rechtvaardige oorlog' gevangen genomen was
  • kinderen die door hun ouders in slavernij verkocht werden
  • misdadigers die door rechterlijk vonnis tot slaaf waren gemaakt
  • gedoopte joden en Moren die niet zuiver in de leer waren, verloren soms hun vrijheid
  • vrouwen van hogere stand die soms hun vrijheid verloren door 'ongeoorloofde' betrekkingen met de lagere geestelijkheid. Soms deelden hun kinderen hun lot.
  • schuldenaars die hun schulden afkochten door zich tijdelijk of blijvend in vrijwillige slavernij van de schuldeiser te begeven.

Slavernij in Afrika

In Afrika bestaat slavernij en slavenhandel duizenden jaren, tot op de dag van vandaag - zie onder links naar Engelstalige Wikipedia. In het rijk Senegambia was een derde van de bevolking slaaf tussen 1300 en 1900. Afrikaanse volkeren zoals de Ashanti in Ghana en de Yoruba in Nigeria waren economisch afhankelijk van slavenhandel. De Imbangala van Angola en de Nyamwezi van Tanzania dienden als makelaars of voerden oorlog met andere volkeren om slaven buit te maken voor Europeanen. Piet Emmer beschrijft in zijn boek De Nederlandse Slavenhandel 1500-1850 hoe in oorlogen tussen Afrikaanse volkeren veel krijgsgevangenen werden gemaakt, die als ze niet vermoord werden als slaven werden gebruikt of verkocht.

Slavernij in de Nieuwe Wereld

Blanke slaven

Tussen 1512 en 1692 werden regelmatig blanke slaven en slavinnen naar het Caribisch gebied getransporteerd. Eerst door de Spanjaarden, later ook door andere Europese mogendheden. Tussen 1654 en 1685 vertrokken zo'n tienduizend indentured servants uit Bristol naar West-Indië en Virginia. Sommigen kwamen op contract, anderen waren ontvoerd in de straten van Londen en Bristol. Later werden criminelen als dwangarbeider uit Engeland naar West-Indië gebracht. Franse koloniën kenden zogenaamde engagés. De Staten van Holland besloten in 1684 om misdadigers uit de provincie Holland naar De West te zenden in plaats van ze in tuchthuizen op te sluiten.

Indianen

In de Spaanse en Portugese koloniën in Zuid- en Midden-Amerika stierf de autochtone bevolking, die gedwongen werd als slaaf op de plantages te werken, massaal doordat zij in het geheel geen resistentie had tegen ziekten als pokken en pest. In sommige gebieden was de inheemse bevolking bovendien al vóór de epidemieën erg schaars geweest.

Afrikanen

Afrikaans slaventransport.
Voorgedrukt koopcontract voor een 18-jarige slaaf, getekend te Lima, Peru, 13 oktober 1794.
Zie Trans-Atlantische slavenhandel voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Rond 1660 ontstond een tekort aan arbeiders in de VS. Boeren uit Nieuw Carolina en Virginia waren de eersten die Afrikaanse slaven gingen gebruiken voor de tabaksoogst. Virginia was ook de eerste staat die haar wetten veranderde: zwarten die in hun geboorteland geen christen waren werden als slaven beschouwd. Men ging op grote schaal slaven importeren uit Afrika, waar stamhoofden graag krijgsgevangenen, misdadigers, ongehoorzame slaven en dergelijken voor een goede prijs van de hand deden.

Littekens van een zweep op de rug van een slaaf.

De slaven werden vooral ingezet bij de teelt en verwerking van suikerriet. Het leven van deze slaven was zeer hard. Ze werden met een terreurregime onder de duim gehouden. Het sterftecijfer op de plantages overtrof over het algemeen in aanzienlijke mate het geboortecijfer.

Toen de Engelsen, Nederlanders en Fransen zich in de 17e eeuw meester maakten van een groot deel der Caribische eilanden en Suriname, begonnen zij ook daar suikerplantages aan te leggen, met zwarte slaven. De levensomstandigheden op de plantages waren over het algemeen verschrikkelijk.

Tussen ongeveer 1500 en 1850 werden omstreeks 11 miljoen Afrikanen als slaaf over de Atlantische Oceaan getransporteerd. Gemiddeld stierf zo'n 15% van de slaven tijdens het transport, vergelijkbaar met de sterfte onder de bemanning. Nederland nam met rond de 550.000 slaven 5% van de totale slavenhandel voor zijn rekening (Emmer, P.C., 2003, De Nederlandse Slavenhandel 1500-1850, Amsterdam).

In de 18e eeuw begon de slavernij zich ook te ontwikkelen in de Engelse kolonies langs de kust van Noord-Amerika, de Oostkust van de latere Verenigde Staten. Hier was het sterftecijfer onder de slaven over het algemeen lager dan het geboortecijfer, misschien dankzij een iets betere behandeling, of door het minder tropische klimaat, waardoor het gemakkelijker was ziekten onder controle te houden. Werkelijk goed waren de levensomstandigheden der zwarte slaven hier evenmin.

Gevluchte slaven stichtten gemeenschappen op ontoegankelijke plaatsen. Zulke gemeenschappen van Marrons ontstonden op vele plaatsen, van het Amazonegebied tot in de Amerikaanse staten Florida en North Carolina. Veelal voerden de Marrons een guerrillastrijd tegen de plantage-eigenaren.

Aziaten

Ook in Batavia waren slaven, in de 18e eeuw zelfs meer dan 60% van de bevolking. Deze waren met vele duizenden aangevoerd uit India en Arakan (Birma), en later ook uit Bali en Celebes. Om opstanden te voorkomen mochten geen Javanen tot slaaf worden gemaakt.

Slavernij in het christendom

In het Nieuwe Testament wordt slavernij veroordeeld noch verdedigd, wel zijn er verscheidene passages waarin duidelijk wordt gemaakt dat slaven en vrijen voor God gelijk zijn. Maar gevluchte slaven werden op bepaalde plaatsen in bepaalde tijden vervloekt en geweigerd tot de Heilige Communie of het avondmaal.[1]

In bepaalde perioden meende men wel in het Oude Testament een rechtvaardiging voor het nemen en houden van slaven te zien. Zo dacht men bijvoorbeeld dat de vervloeking van Cham betekende dat de zwarte Afrikaanse bevolking voor de slavernij bestemd was.

Vanaf de 15e eeuw waren er verscheidene pausen die slavernij veroordeelden, maar paus Nicolaas V keurde het maken van slaven onder 'heidenen en ongelovigen' juist goed. De ontwikkelingen rond de slavernij in bijvoorbeeld Amerika liet ook verschillende invalshoeken zien: gevestigde kerken met wereldlijke invloed verdedigden de slavernij, maar er waren ook christenen onder de felste tegenstanders van slavernij.

Slavernij in de Arabische wereld

Slavenmarkt van omstreeks 1236 in Jemen

De Arabische Afrikaanse slavenhandel is ouder dan de Europese en heeft eveneens een zeer grote omvang gekend. De Arabisch Afrikaanse slavenhandel startte rond de 6e eeuw n. Chr. en eindigde in de 20e eeuw. Exacte cijfers over het aantal gevangen genomen Afrikanen zijn niet voor handen, schattingen liggen tussen de 15 en 28 miljoen mensen. De Arabieren haalden hun Afrikaanse slaven uit Noord- en Oost-Afrika (het Westen richtte zich op West-Afrika). Zanzibar was een bekend centrum voor slavenhandel. Het was in de Arabische wereld gebruikelijk dat bij rivaliserende stammen die met elkaar in conflict raakten de ‘winnaar’ de mannen doodde en de vrouwen en kinderen tot bezit maakten. Dat was in conflicten tussen Arabieren en Afrikanen niet anders. De buitgemaakte vrouwen en kinderen werden per schip of middels een karavaan (lopend) naar de Arabische wereld gebracht. Zo'n 60 procent van de door de Arabieren veroverde Afrikaanse slaven stierf tijdens dit transport. Waar de Westerlingen zich concentreerde op mannelijke slaven (voor arbeid), richtte de Arabieren zich op vrouwen, de Arabieren importeerden ongeveer 65% vrouwen tegen 35% mannen - deze vrouwen kwamen veelal in harems terecht. De mannen werden vooral ingezet in het leger (zie ook: Mamelukken). Jongetjes werden vaak omgevormd tot eunuch.

Tot in de 20e eeuw heeft er in bepaalde delen van de Arabische wereld slavenhandel plaatsgevonden. Discriminatie op grond van huidskleur was er niet, niet gedurende de tijd dat iemand slaaf was en ook niet na eventuele vrijlating of vrijkoping.

De Arabische slavenhandel richtte zich niet alleen op slaven uit Afrika, maar ook op 'christenslaven' uit Europa. Deze slavenhandel was het domein van de zogenaamde 'Barbarijse zeerovers' (zie hierna).

Islam

Volgens het islamitisch recht is slavernij nog steeds theoretisch gezien mogelijk, maar zoals in alle landen ter wereld is slavernij momenteel in alle islamitische landen in de praktijk expliciet verboden. In de Koran wordt slavernij in principe toegestaan met enige beperkingen.[2] Vanuit de islamitische leerstellingen wordt echter ook wel gewezen op een volledige gelijkwaardigheid van mensen[3]. In de Koran, o.a. soera De Stad wordt ook aangemoedigd slaven te bevrijden, en kan het vrijlaten van een slaaf als boetedoening dienen. In sommige Arabische boeken bestaat de opvatting dat het Mohammed allereerst om een sociale gerechtigheid ging.[4] Ook soera De Koe 177 wordt als een soort samenvatting gezien waaraan de islamitische gemeenschap aan moet voldoen; hierin wordt ook het vrijlaten van slaven expliciet genoemd[5].

Volgens de traditie gaf Mohammeds eerste vrouw Khadija hem een slaaf, Zaïd. Hij bevrijdde Zaïd als slaaf en adopteerde hem als zijn zoon. Ook andere slaven konden rekenen op een goede behandeling en werden nooit als slaaf aangesproken door hem, zoals veel anderen plachten te doen.[6] Deze slaaf zou tot de eerste bekeerlingen tot de islam behoren, na Ali ibn Abu Talib en vóór Aboe Bakr, waardoor hij hoog aanzien geniet[7]. Ook na een beleg van de stad Taif neemt Mohammed het op voor een aantal gevluchte slaven; de inwoners van Taif eisen na de belegering hun slaven terug, maar Mohammed weigert dat en laat hen vrij[8].

Volgens de moslimse traditie was de eerste muezzin een zwarte slaaf, Bilaal[9].

Kalief Omar verdrijft in 641 de joden uit Khaybar en laat hun land door slaven bewerken[10].

Mamelukken

Ook werden slaven ingezet in het leger, de zogenaamde Mamelukken. De eerste Mamelukken werkten voor het Abbasiden-kalifaat in het negende-eeuwse Bagdad. De Abbasiden wierven hen uit niet-moslimfamilies in Turkije, Oost-Europa, Centraal-Azië en de Kaukasus. Door niet-moslims als militairen in te zetten werd gedeeltelijk het islamitische verbod op gevechten tussen moslims omzeild. Na hun bekering tot de islam, werden zij opgeleid tot cavaleristen. Hun diensten werden beloond met macht en uiteindelijk met vrijheid. Vele Mamelukken klommen op tot hoge posities binnen het rijk. De status was niet-erfelijk: zonen konden hun vaders niet opvolgen.

In het leger van het Ajjoebidische Rijk, opgericht door Saladin, verkregen de Mamelukken na verloop van tijd de overmacht. In 1250 leidden Mamelukse emirs een succesvolle coup tegen de staat en vermoordden de Ajjoebidische sultan. Daarna konden ze Egypte voor zich opeisen. Het Mamelukse Rijk werd ten val gebracht door de Ottomanen. In 1517 versloeg sultan Selim I het Mamelukse leger. De Ottomanen namen de macht in Egypte over, maar de Mamelukken bleven aan als plaatselijke elite.

Barbarijse zeerovers

Het verkrijgen van 'christenslaven' uit Europa was het domein van de zogenaamde 'Barbarijse zeerovers', die opereerden vanuit bases in Noord-Afrika, in de autonome provincies van het Ottomaanse Rijk met de hoofdsteden Algiers, Tunis en Tripoli, en ook vanuit het onafhankelijke Marokko, met name Salé aan de Atlantische kust.

Sinds de zestiende eeuw was de Europese scheepvaart in de Middellandse Zee sterk toegenomen en deze vormde het doelwit van de Barbarijse zeerovers. De bemanningen van de veroverde schepen werden als slaven aan land gebracht en verhandeld. Daarnaast werden vanuit Noord-Afrika voortdurend strooptochten ondernomen op de kusten van de christelijke gebieden in het Noorden van de Middellandse Zee en zelfs ver daarbuiten. Hele dorpen, gelegen van Sicilië tot op IJsland zijn vanaf de 16e tot de 19e eeuw in de Noord-Afrikaanse slavernij terecht gekomen. In enkele van die plaatsen worden jaarlijks nog steeds herdenkingen gehouden naar aanleiding van deze voorvallen. Later werd de ontvoering van de held of heldin door Arabische piraten, gevolgd door slavernij, meestal in de harem, een literair topos dat met name in veel opera's voorkomt.

De Barbarijse slaven waren niet alleen goedkope werkkrachten, maar zij konden ook geld opleveren door losgeld te bedingen voor hun vrijlating. De westerse mogendheden gingen daar vaak op in, vooral als de slaven behoorden tot de beter gesitueerden. Voor de jonge Verenigde Staten van Amerika waren de aanvallen door Barbarijse zeerovers op Amerikaanse schepen de reden voor de oprichting van hun marine in 1794. Door de eeuwen heen is geprobeerd de praktijken van de Barbarijse zeerovers gewapenderhand de kop in te drukken. Een kustbombardement vanaf marineschepen wilde nog wel eens tijdelijk effect hebben, maar pas nadat de Fransen in 1830 Algiers hadden veroverd, kwam langzaam maar zeker een eind aan deze vorm van slavernij.

Hoewel de Barbarijse slaven in de slavernijdiscussie nogal onderbelicht zijn gebleven, ging het bepaald niet om een marginaal verschijnsel. De historicus Robert C. Davis van Ohio State University schat hun aantal door de eeuwen heen op 1 à 1,25 miljoen (Davis, R. (2003), Christian Slaves, Muslim Masters: White Slavery in the Mediterranean, the Barbary Coast and Italy, 1500-1800, Palgrave, Macmillan).

Nederland en slavernij

Zie Geschiedenis van de Nederlandse slavernij voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In de 17e eeuw had Nederland een voortrekkersrol in de slavenhandel die in de 18e eeuw over werd genomen door Engeland. In Nederland was de slavenhandel in handen van met name de West-Indische Compagnie, hoewel pogingen in Nederland zelf slaven op de markt te brengen op weerstand stuitten. Nederland was een middelgrote speler op dit gebied en uniek in de zin dat geen enkel land zoveel verlies heeft geleden met de slavenhandel. In totaal verscheepte Nederland rond de 450.000 slaven vanuit Afrika op een totaal van naar schatting 10 tot 11 miljoen slaven.

In 1797 schreef de Schot in Nederlandse dienst, John Gabriël Stedman, het boek Narrative of a five years expedition against the Revolted Negroes of Surinam. Dit door Johannes Allart als Reize naar Surinamen en door de binnenste gedeelten van Guiana vertaalde boek (verschenen in 1799-1800), werd door zijn omschrijvingen van de mishandelingen door Nederlandse slavenhouders en door de afbeeldingen van Stedmans vriend William Blake een belangrijk wapen voor de voorstanders van afschaffing van slavernij.

In 1807 verbiedt het Verenigd Koninkrijk de slavenhandel en in 1833 verbiedt het de slavernij. Op 1 juli 1863, dertig jaar na het voorbeeld van de Britten, klonken 21 kanonschoten in Paramaribo en werden de slaven vrije mensen. De Nederlandse regering betaalde een schadevergoeding van 300 gulden per slaaf, maar die ging niet naar de slaaf maar naar de eigenaar, ter compensatie voor het verloren eigendom. Slavenhouders maakten vlak voor de afschaffing extra jacht op weglopers om zoveel mogelijk compensatiegeld op te strijken. De vrijmaking wordt op 1 juli gevierd als Keti-koti (kettingsnijden), onder meer tijdens het Kwakoe-feest.

België en slavernij

Bij het ontstaan in 1830 van het huidige België vonden sommige politici dat de nieuwe staat koloniën nodig had. In de periode 1840 tot 1870 werden daarom diverse pogingen gedaan koloniën te verkrijgen. In Guinea en de Filipijnen faalden deze pogingen. Vanaf 1876 probeerde Leopold II als privé-ondernemer Kongo te verwerven. In 1884 werd Kongo toegewezen aan de onderneming van Leopold op de Koloniale Conferentie van Berlijn. De onderneming van Leopold voerde in Kongo een schrikbewind, dat tenslotte tot internationaal protest leidde. In 1908 werd Kongo vervolgens door de Belgische regering geannexeerd en Belgisch Kongo genoemd. Het bewind van Leopold II werd gekenmerkt door slavernij, ontvoeringen, marteling, verkrachtingen, onthoofdingen en afhakken van handen. De schattingen over het aantal slachtoffers variëren echter aanzienlijk. Aan het eind van de jaren '50 kwam de Congolese onafhankelijkheidsbeweging op onder leiding van Patrice Lumumba en in juni 1960 vond de soevereiniteitsoverdracht plaats.

Wettelijke afschaffing van de slavernij

Frankrijk schafte tijdens de revolutie in 1794 de slavernij af (het paste immers niet goed bij de Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap), maar Napoleon I draaide dat snel weer terug. Denemarken was het eerste Europese land dat slavernij afschafte, en wel in 1803. In 1807 verbood het Verenigd Koninkrijk de slavenhandel en in 1833 de slavernij. In 1838 werd in de Britse koloniën de laatste binding tussen voormalige eigenaars en slaven ontbonden. In 1848 werd de heringevoerde slavernij in Franse koloniën verboden.

Slavenwinkel en veilinghuis in 1864 in Atlanta, Georgia, VS, vlak voor de afschaffing van de slavernij aldaar

In 1859 schafte Nederland de slavernij in de onder direct bestuur staande delen van Oost-Indië af. Een strategisch moment van minister van koloniën Jan Jacob Rochussen. Een jaar later verscheen namelijk Max Havelaar, de aanklacht van Multatuli (Eduard Douwes Dekker) tegen de Nederlandse politiek in Nederlands-Indië. Nog vier jaar later, in 1863, schafte Nederland de lucratieve slavernij in de West-Indische koloniën (Suriname en de Nederlandse Antillen) af. Nederland was een van de laatste Europese landen dat de slavernij afschafte (op Portugal en Spanje na).

De Verenigde Staten kwamen in september 1862 met de Emancipatieproclamatie van president Lincoln, toen afschaffing van de slavernij als een van de oorlogsdoelen tijdens de Amerikaanse burgeroorlog onvermijdelijk was geworden. Op 1 januari 1863 werd de afschaffing in de noordelijke staten van kracht.

In Brazilië ondertekende Prinses Isabella in 1888 tijdens de afwezigheid van de Keizer de Lei de Aurea waarmee de slavernij werd afgeschaft.

In de indirect bestuurde delen van Nederlands-Indië bleef slavernij legitiem tot in de 20e eeuw. Op het eiland Sumbawa (Soembawa) werden de slaven pas vrijgelaten op 31 maart 1910.

In bepaalde delen van Azië en Afrika, onder andere in Arabië, Liberia en Ethiopië, heeft de officiële slavernij nog bestaan tot in de twintigste eeuw. In Ethiopië werd de slavernij in 1931 afgeschaft. Als laatste land ter wereld schafte Mauritanië de slavernij af, in 1980. In de praktijk is de afschaffing van de slavernij zeker niet overal ter wereld uitgevoerd.

Moderne slavernij

In 2001 verklaarde de VN-conferentie tegen racisme die in Durban gehouden werd slavernij tot een van de misdaden tegen de menselijkheid. Er werd aan staten geen juridische verplichting opgelegd om compensatie te betalen. Desondanks blijft slavernij nog steeds de dagelijkse praktijk onder grote delen van de wereldbevolking:

Kinderslavernij

Naar schatting tien miljoen kinderen werken als slaaf, hoewel ook wel schattingen van 100 miljoen worden gehoord. Kindsoldaten in Colombia en Afrika zijn voorbeelden van moderne slavernij. Verder werken kinderen als slaaf in steengroeven, in de tapijtindustrie in India, en op cacaoplantages in Ivoorkust. Op Haïti werken ten minste 400 duizend kinderen als slaaf, restaveks genoemd. Ook werken veel kinderen in ontwikkelingslanden onder dwang in de prostitutie, met name in Zuidoost-Azië.

De Indiër Kailash Satyarthi richtte in 1992 de Zuidaziatische Coalitie tegen Kinderslavernij (SACCS) op. De SACCS voerde een keurmerk in voor niet met kinderarbeid vervaardigde producten, en voerde bevrijdingsacties uit. Dankzij felle protesten in India werden tienduizenden kinderen bevrijd.

Protest tegen moderne slavernij

De slavernij en haar geschiedenis zijn dan ook nog steeds belangrijke onderwerpen voor schrijvers. Zo schreef de Zuid-Afrikaan Ronald Segal, die lange jaren als ANC-aanhanger in ballingschap verbleef, zowel een boek over de Westerse slavernij (The black diaspora 1996) als meer recentelijk een studie van de slavernij en slavenhandel van de islamitische wereld (Islam's black slaves 2001).

De organisatie Anti-Slavery International strijdt tegen moderne vormen van slavernij.

In oktober 2008 won een voormalig kindslavin, de toen 24-jarige Hadijatou Mani, een rechtszaak tegen de staat Niger, die zij had aangeklaagd omdat de overheid haar niet had beschermd tegen slavernij. Niger moest haar bijna 20.000 dollar betalen. Het bleek een opmerkelijke en historische uitspraak in een land waar naar schatting 40.000 slaven worden gehouden. Ook Mauretanië geldt als een van de landen waar nog slavernij voorkomt. De slavernij is daar weliswaar wettelijk afgeschaft, maar de daardoor geboden vrijheid zou slechts theoretisch zijn: de "vrijgelatenen" verrichten nog steeds fysiek zeer zwaar werk voor hun voormalige heren, thans tegen betaling van een schamel loon dat onvoldoende zou zijn voor een zelfstandig bestaan.

Canon van Nederland

De slavernij is in 2007 opgenomen in de canon van Nederland. De commissie-Van Oostrom heeft de slavernij als één van de vijftig thema's bestempeld die niet in de geschiedenisles op een Nederlandse school mogen ontbreken.

Zie ook

Externe links

Bronnen

  1. Infallibility on Trial Christian Classics, Luis M. Bermejo, 1992, blz. 313, ISBN 0-87061-190-9
  2. Islam voor Dummies, Malcom Clark, Uitgeverij Addison Wesley, 2004, blz. 212, ISBN 9043008451
  3. Het Belang van de Islam, oorspronkelijke titel: The need of islam, vertaald door Sannijja Jansen, Uitgeverij Noer, Delft, blz. 37
  4. De historische Mohammed, De Mekkaanse verhalen, Hans Jansen, Uitgeverij De Arbeiderspers, 2005, blz.155-156, ISBN 90 295 6282 X
  5. De Koran verstaan, Anton Wessels, Uitgeverij Kok, 1986, blz. 134, ISBN 9024221154
  6. www.tangali.net
  7. Het leven van Mohammed, Wim Raven, Uitgeverij Bulaaq, 2000, ISBN 90 5460 056 X
  8. De historische Mohammed, De verhalen uit Medina, Hans Jansen, Uitgeverij De Arbeiderspers, 2007, blz.218, ISBN 978 90 295 6451 9
  9. Nieuwe inleiding tot de islam, Dr. J.J.G. Jansen, Uitgeverij Coutinho, 1998, ISBN 90 6283 129 X CIP, blz. 54
  10. De historische Mohammed, De verhalen uit Medina, Hans Jansen, Uitgeverij De Arbeiderspers, 2007, blz.180, ISBN 978 90 295 6451 9

[bron?]