Pistool

Voor de historische Spaanse munt, zie Dubloen.
Modern pistool

Een pistool is een vuistvuurwapen, een vuurwapen dat zo licht en compact is dat het met één hand gehanteerd kan worden. Het onderscheidt zich van een revolver doordat de patronen niet in een draaiende trommel zitten, maar (afgezien van een patroon die zich eventueel al in de kamer bevindt) in een losse houder die in de kolf van het wapen gestoken wordt.

Gebruik

Een pistool is typisch een wapen voor de korte afstand, tot enkele tientallen meters. De korte loop maakt het wapen te onnauwkeurig voor gebruik op langere afstand. Een pistool wordt voornamelijk gebruikt voor zelfverdediging; in sommige landen is dit ook aan burgers toegestaan, maar werd vroeger ook offensief toegepast, vooral door militairen. Het is een wapen dat maar zelden wordt gebruikt om mee te jagen, hoewel met name in de Verenigde Staten het jagen met pistolen weer in zwang komt.

In de meeste landen ter wereld is een vergunning nodig voor het bezitten en het gebruiken van een pistool. In Nederland is ook het bezit van een waterpistool of een luchtdrukpistool dat uiterlijk niet van een echt pistool is te onderscheiden, strafbaar volgens de huidige Wet wapens en munitie. en deze pistolen gebruiken veel politie

Geschiedenis

Saksisch pistool uit 1610
Pistool uit de 17e eeuw
Ruiterpistool, 1600

Pistolen zijn aan het begin van de 16e eeuw in de Toscaanse stad Pistoia ontstaan. Het pistool dankt zijn ontstaan aan de uitvinding in 1517 van een nieuw model ontstekingsmechanisme dat met een stuk vuursteen werkt, in plaats van de tot dan toe gebruikelijke lont. De naam van het wapen gaat echter waarschijnlijk terug op het Tsjechische pišťala; het is, net als dolk, trawant (handlanger, oorspronkelijk huursoldaat) en houwitser, een van de woorden uit de tijd van de Boheemse Hussietenoorlogen (vijftiende eeuw), die via het Duits in het Nederlands terecht zijn gekomen.

Aanvankelijk kon met een pistool slechts een enkel schot gelost worden. Tegenwoordig zijn de meeste pistolen semiautomatisch.

Constructie

Pistolen zijn in diverse kalibers (interne diameter van de loop) te koop; bij grotere kalibers zijn de projectielen zwaarder en bewegen ze langzamer dan bij kleine kalibers. De meeste patronen hebben een diameter die tussen .22 en .50 inch (ca. 5,6 en 12,7 mm) in ligt. Het kaliber van 9 mm is bij zowel de Nederlandse politie als het leger gangbaar.

Een modern pistool bevat:

  • een loop;
  • een ruimte (kamer) waarin zich de eerstvolgende patroon bevindt die kan worden afgevuurd;
  • een kolf (het handvat) met daarin:
    • een patroonhouder die plaats biedt aan meerdere patronen;
  • een afvuur- en doorlaadmechanisme.

Een uitzondering hierop vormen een aantal wedstrijdpistolen waarbij de patroonhouder niet in de kolf, maar voor de trekkergroep zit (zoals bij de Walther GSP).

Patroonhulzen van verschillende grootten

Laden en vuren

Bij het laden van een pistool wordt een met patronen gevulde patroonhouder in het wapen geplaatst. In zo'n houder passen een aantal patronen, soms in twee rijen, en afhankelijk van het type pistool en patroonhouder kan de capaciteit variëren van ongeveer vijf tot twintig of meer. Een pistool waarin een met gevulde patroonhouder is geplaatst, is halfgeladen.

Door het afvuurmechanisme te spannen wordt het pistool doorgeladen. Bij semiautomatische pistolen moet dit met de hand gebeuren voor het eerste schot, meestal door de slede (het schuivende deel van het pistool dat om de loop zit) naar achteren te trekken. Hierbij wordt de hamer achterover gedrukt, waar hij vastklikt. Door de slede weer los te laten wordt hij door middel van een veer automatisch naar voren geduwd, waarbij de bovenste patroon uit de patroonhouder naar de kamer verplaatst wordt. Het wapen is nu gereed voor gebruik.

Door de trekker over te halen wordt de hamer losgelaten; door een veer schiet hij krachtig naar voren en raakt de slagpin die achterin de slede zit. De slagpin raakt het slaghoedje achterin de patroon die zich in de kamer bevindt, waardoor de kogel afgevuurd wordt. Zolang de kogel de loop nog niet heeft verlaten duwen de verbrandingsgassen de kogel uit de loop. Tegelijkertijd drukken ze tegen de afsluiter (het achterste deel van de slede), waardoor de slede naar achteren beweegt, en worden mechanisch zowel de lege huls uitgeworpen als de hamer weer naar achteren geduwd. De slede schiet weer naar voren (door middel van de veerspanning) en neemt uit het magazijn een nieuwe patroon mee de kamer in. Dit gebeurt razendsnel, in ongeveer 1/10e seconde, en hierna is het pistool weer klaar om te vuren.

Andere termen kunnen zijn (vooral in gebruik bij Belgische politiediensten):

  • het pistool is geladen: de munitie bevindt zich in de patroonhouder, maar er is nog geen patroon in de kamer. Met andere woorden: het pistool is klaar om de dienst aan te vatten
  • na het laden kan men ontladen: de patroonhouder verwijderen uit het pistool
  • het pistool is gewapend: er bevindt zich een patroon in de kamer, oftewel het pistool is vuurklaar. Ook een pistool dat niet (meer) geladen is kan (nog) gewapend zijn
  • na het wapenen kan men ontwapenen: de patroon verwijderen uit de kamer

Veiligheidssystemen

Het pistool is ver ontwikkeld. Zo zijn er, in tegenstelling tot moderne revolvers, veel veiligheidssystemen ontwikkeld om te zorgen dat het schot niet per ongeluk afgaat. Het pistool kan natuurlijk halfgeladen worden (zie boven voor de betekenis hiervan), maar dan duurt het lang om schietklaar te zijn. In noodsituaties kan dat fataal zijn. Om een pistool toch doorgeladen te kunnen dragen, maar toch te zorgen dat het niet vuurt als de trekker overgehaald wordt, zijn er veiligheidssystemen. Er zijn er vele, en de werking kan van pistool tot pistool verschillen.

Veel veiligheidssystemen bestaan uit een hendeltje op de zijkant van het pistool, dat met de duim bediend wordt. Door het hendeltje op "veilig" te zetten, wordt meestal de trekker en/of de slagpin mechanisch geblokkeerd. Dit houdt in dat de trekker niet ingedrukt kan worden, of dat de slagpin niet naar voren kan gaan; op deze manier kan de slagpin de patroon niet bereiken, en het pistool dus niet afvuren.

Ondanks deze veiligheidssystemen gebeuren er veel ongelukken met pistolen. Veel daarvan zijn het gevolg van slechte training en/of gewoonten, al dan niet overgenomen uit Hollywoodfilms. Een voorbeeld hiervan is om bij het vastpakken van een vuurwapen onmiddellijk de wijsvinger op de trekker te leggen — er hoeft dan maar het minste of geringste te gebeuren of het wapen gaat af.

Single action en double action

Pistolen kunnen verdeeld worden in single-action- en double-action-modellen. Bij een single-actionpistool moet de hamer met de hand gespannen worden voordat het eerste schot kan worden gelost; bij het overhalen van de trekker slaat de hamer naar voren.

Bij een double-actionwapen wordt de hamer automatisch gespannen wanneer de trekker overgehaald wordt; de hamer slaat weer naar voren zodra hij volledig gespannen is. Bij een double-actionpistool kan men de hamer ook handmatig spannen, waardoor het wapen als single-actionpistool werkt. Het nut hiervan is dat het het schot nauwkeuriger maakt, want het overhalen van de trekker bij een double-actionpistool zorgt voor veel meer beweging van het wapen dan bij een single-actionpistool. Er bestaan ook pistolen waarbij de hamer niet met de hand gespannen kan worden en die dus altijd als double-actionwapen gebruikt moeten worden (double action only).

Bekende fabrikanten van pistolen

       
Zie de categorie Pistols van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.