Limburgs

Limburgs
Nederlandse taalvariant
Het Limburgs in kaart gebracht
Taalgebied Grote delen van Belgisch en Nederlands Limburg, de Platdietse streek (Provincie Luik) en aangrenzende gebieden in Noord-Rijnland-Westfalen (hiervan is ten onrechte alleen het meest westelijke aangegeven)
Streekdialecten Zuidoost-Limburgs, Platdiets
Stadsdialecten Maastrichts, Hasselts, Roermonds, Sittards, Venloos, Weerts
Portaal  Portaalicoon   Taal
Nederlands

Limburgs is de gebruikelijke naam voor een van de hoofddialectgroepen binnen het Nederlands taalgebied, waar het traditioneel gesproken wordt in grote delen van zowel Belgisch als Nederlands Limburg en direct aangrenzende gebieden in Duitsland.

In het alledaagse taalgebruik kan Limburgs verwijzen naar iedere uit de Limburgse regio afkomstige taalvariant, hoewel niet elke taalvariatie in de Belgische of de Nederlandse provincie Limburg ook daadwerkelijk Limburgs is.

Het Limburgs wordt op taalkundig gebied vooral gekenmerkt door beperkte deelname aan de Tweede Germaanse klankverschuiving en het gebruik van stoot- en sleeptonen; beide unieke ontwikkelingen onder de Nederlandse (taalkundig ook wel Nederfrankische) dialecten.

Het Limburgs, is een van de meest gesproken en geschreven dialecten en vormt een belangrijke culturele pijler in het leven van menig Limburger.

Geschiedenis

In het Oudnederlandse taalgebied ontstond rond de 8e eeuw een scheiding. De reden hiervoor was dat het Oudnederlands in het zuidoosten van het huidige Nederlandse taalgebied onder invloed van het Merovingische, maar belangrijker, het Karolingische hof kwam, gecentreerd rondom Aken, Luik en Keulen, waar geen Oudnederlandse, maar Oudhoogduitse dialecten werden gesproken.

In het Oudnederlandse taalgebied bevonden zich destijds (zeker na de ondergang van Dorestad in het midden van de 9e eeuw) geen steden die het politiek-economische belang (en het daarbijhorende prestige) van deze nederzettingen konden evenaren, een situatie die zich tot de opkomst van de Vlaamse steden in de late 10e en vroege 11e eeuw zou handhaven, en hierdoor vond er een verspreiding plaats van bepaalde Hoogduitse kenmerken onder de Oudnederlandse dialecten, waarvan de resulterende vorm het Oud-Oostnederlands is. De Oudnederlandse dialecten waar deze ontwikkelingen (ook wel de Keulse expansie genoemd) niet of nauwelijks plaatsvonden worden West-Oudnederlands genoemd. Het Oud-Oostnederlands is de directe voorloper van de huidige Zuid-Limburgse, en Midden-Limburgse dialecten.

In de 12e eeuw is de Hoogduitse invloed gestopt. In de loop van de twee voorgaande eeuwen hebben typisch Middelnederlandse klankontwikkelingen (zoals de verdoffing van uitgangen, assimilatie en reductie) zich langs de afnemende Hoogduitse invloeden doorgezet. Desalniettemin (en ondanks dat de plaatselijke woordenschat vrijwel geheel Nederlands van aard bleef) is het Limburgs in zijn Middelnederlandse vorm over het algemeen eenvoudig te onderscheiden van de overige Middelnederlandse hoofdgroepen (het Hollands, Vlaams, Brabants en Oost-Middelnederlands).

De vroege Middeleeuwen eindigen met nieuwe ontgingingen, bevolkingsgroei en een sterk verbeterde infrastructuur die interactie over langere afstanden makkelijker maakt. Het is in deze periode dat de Limburgse regio zich heroriënteerd; in plaats van zich te blijven richten op de nabij gelegen Duitse steden verplaatst men het zwaartepunt van de economische en culturele betrekkingen naar het Westen, waar de bloeiende steden Gent, Brugge en Ieper zich bevinden.

Wanneer in 1288 het Hertogdom Limburg na de Slag bij Woeringen onder Brabants bestuur komt en in de daarop volgende eeuw Antwerpen de Vlaamse steden voorbijstreeft begint ook in Limburg de Brabantse expansie; de overname van Brabantse kenmerken door omliggende dialecten. In het geval van het Limburgs zijn in het begin vooral de dialecten in het huidige Belgisch-Limburg hierbij betrokken, al krijgen op den duur vrijwel alle Limburgse varianten hiermee te maken.

Wanneer rond het begin van de 16e eeuw de eerste verregaande pogingen worden gedaan om het Nederlands te standaardiseren, is de basis vooral het Brabants. Als tijdens de Tachtigjarige Oorlog Antwerpen valt, verschuift het culturele, politieke en economische zwaartepunt naar de Noordelijke Nederlanden, in het bijzonder het gewest Holland. Het gevolg is, dat het Hollands een grote invloed heeft gehad op de vorming van de Nederlandse standaardtaal, vooral op de uitspraak. De huidige Limburgse dialecten staan om deze reden relatief ver van de Nederlandse standaardtaal.

Definitie

De Benrather (rode lijn) en Uerdinger linie.

Met de term Limburgs worden in taalkundige zin de dialecten die gesproken worden tussen de Benrather linie (maken/machen) en de Uerdinger linie (ik/ich) bedoeld.

In het dagelijks taalgebruik wordt met Limburgs ook wel verwezen naar de dialecten van Belgisch- of Nederlands-Limburg, hoewel in zuiver taalkundig opzicht lang niet alle dialecten binnen deze gewesten Limburgs te noemen zijn.

Zo wordt het dialect in het noorden van Nederlands-Limburg weliswaar Noord-Limburgs genoemd (lichtblauw op de hier rechts getoonde kaart) maar in wezen zijn dit Brabantse en geen Limburgse dialecten. Ook in het westen van Belgisch-Limburg worden Brabantse dialecten gesproken, terwijl de dialecten in het uiterste zuidoosten van Noord-Brabant weer Limburgs zijn.

De dialecten van Kerkrade en Vaals zijn taalkundig gezien geen Limburgse, maar Ripuarische dialecten en zijn in die hoedanigheid strikt genomen ook geen onderdeel van de Nederlandse taal.

Kenmerken

Het Limburgs zelf wordt doorsneden door verschillende isoglossen, in zowel horizontale als verticale richting, en vormt in beperkte mate een eenheid. De belangrijkste van deze isoglossen is de Panninger linie die ruwweg een scheiding vormt tussen de Westelijke en Oostenlijke Limburgse dialecten.

Stoot- en sleeptonen

Zie Stoottoon en sleeptoon voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Anders dan andere variëteiten van het Nederlands maken veel Limburgse dialecten gebruik van verschillen in toonhoogte om een verschil in betekenis uit te drukken. Het Limburgse woord bein kan bijvoorbeeld zowel 'been' (enkelvoud) als 'benen' (meervoud) betekenen. De klinkers en de medeklinkers zijn precies hetzelfde, alleen de toonhoogte waarop ze worden uitgesproken verschilt: het enkelvoud heeft een sleeptoon, het meervoud een stoottoon.

Positie binnen het Nederlands

Wanneer de positie van het Limburgs binnen het Nederlands bepaald wordt, is dit in belangrijke mate afhankelijk van de specifieke definitie die onder “het Nederlands” wordt verstaan.

  • Wanneer hiermee het Standaardnederlands, dat wil zeggen de standaardtaal zoals die vanaf de zestiende eeuw in het Nederlandse taalgebied ontstond, wordt bedoeld, staan de Limburgse dialecten hier relatief ver vanaf. Dit omdat de standaardtaal grotendeels een construct is; een samenstel van elementen uit dialecten, waarbij de dialecten met het grootste prestige de grootste inbreng kregen toebedeeld. Ten tijde van de conceptie van het Standaardnederlands genoten de Limburgse varianten weinig prestige, en hebben zo een zeer beperkte invloed op de vorming ervan gehad.
  • Wanneer hiermee het samenstel van dialecten die samen de Nederlandse taal vormen worden bedoeld, waarbij sprake is van 5 hoofddialecten en 28 subdialecten, vormt het Limburgs een duidelijke vertegenwoordiger van de Zuidelijke, ook wel Centrale, Groep; waartoe ook het Brabants en Zuid-Gelders behoren. Tussen deze dialecten (als ook alle overige grensende Nederlandse dialecten met uitzondering van de verschillende hoogontwikkelde stadsdialecten en de dialectgrens tussen het Noordwest-Brabants en het Zeeuws) bestaan geen abrupte, plotselinge afgrenzingen: de overgangen vormen veeleer in alle gevallen een dialectcontinuüm.

Status

Het Limburgs is op 19 maart 1997 erkend als streektaal onder Deel II van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden; vanwege het regionaal cultureel belang van de dialecten. Talen die onder Deel II vallen, genieten weliswaar erkenning en het gebruik wordt door de overheid gestimuleerd, maar dit alles gaat minder ver dan Deel III waarbij er ook daadwerkelijk rechten kunnen worden ontleend. [1] Het Limburgs geniet hierbij dezelfde status als het Nedersaksisch (dit laatste sinds 1995).

Onomstreden is dit besluit niet gebleven, omdat het Europeese handvest verbiedt dat varianten van de landstaal; in dit geval het Nedelands, worden opgenomen. Er kwam dan ook veel kritiek op het besluit, en dit was indirect de reden dat het verzoek om ook het Zeeuws op te nemen in het handvest wel werd geweigerd.[1]

In Vlaanderen, waar de discussie na de erkenning van het Limburgs in Nederland ook op gang kwam, werd door de politiek om taalkundig advies bij onder meer de Nederlandse Taalunie gevraagd. Het verzoek om ook hier het Limburgs te erkennen, werd hier afgewezen.[1]


Zie ook

Externe links

Wikibooks heeft meer over dit onderwerp: Cursus Limburgs (in opbouw).