Lathum

Lathum
Dorp in Nederland Vlag van Nederland
Lathum (Gelderland)
Lathum
Situering
Provincie Vlag Gelderland Gelderland
Gemeente Vlag Zevenaar Zevenaar
Coördinaten 51° 59′ NB, 6° 1′ OL
Algemeen
Oppervlakte 1,42 km²
Inwoners
(2007)
550
Portaal  Portaalicoon   Nederland

Lathum (Nedersaksisch: Laotem) is een dorp en voormalige bannerij in de gemeente Zevenaar, in de Nederlandse provincie Gelderland. Het ligt aan de N338 van Westervoort naar Doesburg. Tevens ligt het dorp aan de rivier de IJssel en tussen de A12 (ten noorden hiervan) en de Lathumse plas. Lathum is ook bekend vanwege huize Lathum dat al sinds de middeleeuwen wordt genoemd.

Het is een plaats met ca. 600 inwoners, het bungalowpark Riverparc niet meegerekend.

Heerlijkheid Lathum

Lathum, ook gespeld als Lathem, Laten en Latem, was oorspronkelijk onderdeel van de bannerheerlijkheid Bahr (ook gespeld als Baar, Baer)[1]. Reeds in de twaalfde eeuw wordt er gesproken van een heer van Lathum [2], wanneer Eyle van Lathum als getuige wordt genoemd als graaf Gerard IV van Gelre enkele voorrechten verleent aan de Veluwe. Lathum vormde eerst een leen van Bahr en vervolgens vanaf de 1735 samen met Bahr een leen van de Staten van Gelderland. In 1945 werd het hoge deel (de toren) van het Huis te Lathum, dat door de heren van Lathum werd gebruikt (eerste documenten hierover dateren uit 1245), opgeblazen door Duitse troepen. De ruïnes werden afgebroken, zodat alleen het lage deel resteert. De huidige eigenaar is sinds augustus 2008 een particulier uit Elst.[3]

Wapen van Lathum

Het wapen van Lathum is - evenals van Bahr - een rode schuin-balk (een Bahr) op een gouden achtergrond [4]. Ditzelfde wapen is terug te vinden in de latere wapens van de gemeente Angerlo waar Bahr-Lathum toe is gaan behoren [5], Rheden, en Renkum. In het samengestelde wapen van Zevenaar is het na de gemeentelijke herindeling niet opgenomen.

Monumenten

Lathum kent twee monumenten welke een grote rol spelen in de geschiedenis van de streek. Over het 'Huis te Lathum' wordt in 1355 voor het eerst geschreven. De kerk stamt uit de 13e eeuw en werd door schrijver Jan Siebelink in zijn roman Knielen op een bed violen (2005) beschreven als "de blauwe klokkentoren".

Zie ook

Referenties