Jacobus Boonen
Jacobus Boonen (Jacob Boonen) | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Aartsbisschop van de Rooms-Katholieke Kerk | ||||
![]() | ||||
Geboren | 11 oktober 1573 | |||
Plaats | Antwerpen | |||
Overleden | 30 juni 1655 | |||
Plaats | Brussel | |||
Wijdingen | ||||
Priester | 28 mei 1611 | |||
Bisschop | 5 februari 1617 | |||
Kerkelijke carrière | ||||
1617-1620 | Bisschop van Gent | |||
1621-1655 | Aartsbisschop van Kamerijk | |||
Successie | ||||
Voorganger | Bisschop van Gent: Frans van der Burch Aartsbisschop van Mechelen: Matthias Hovius | |||
Opvolger | Bisschop van Gent: Antonius Triest Aartsbisschop van Mechelen: Andreas Creusen | |||
|
Jacobus Boonen (Antwerpen, 11 oktober 1573 – Brussel 30 juni 1655) was een prelaat en jurist. Hij was van 1617 tot 1620 de 6de bisschop van het bisdom Gent en van 1621 tot 1655 de 4de aartsbisschop van het bisdom Mechelen.
Levensloop
Jacobus Boonen was de zoon van Cornelius Boonen. Zijn vader spande als lid van de in 1571 opgerichte Raad van Justitie in naam van de Hertog van Alva in Antwerpen processen aan tegen ketters en opstandelingen en werd daarom in 1579 vermoord.
Boonen studeerde te Leuven (1587-95) en vestigde zich als advocaat. Hij vergezelde de prins van Arenberg op een diplomatieke missie in de Republiek en werd nadien zijn zaakgelastigde.
Op 28 mei 1611 werd hij tot priester gewijd. Nadien werd hij lid van het geestelijk hof van de aartsbisschop Matthias Hovius, geestelijk raadsheer in de Grote Raad van Mechelen (1611) en deken van het Sint-Romboutskapittel (1612) waar hij Frans van der Burch verving toen die bisschop van Gent benoemd werd.
Bisschop
Bisschop van Gent
Op 28 november 1616 werd hij tot bisschop van Gent aangesteld en op 5 februari 1617 door de aartsbisschop van Mechelen Matthias Hovius gewijd. Hij was 43 jaar. Hij koos als bisschopsleuze Vince in bono (Overwin met het goede).
Op 20 juni 1621, bij het bezoek van Albrecht van Oostenrijk aan de Sint-Martinuskerk (Gent), wijdt hij de (op kosten van Albrecht en Isabella) vergrote doopkapel van deze kerk in.
Aartsbisschop van Mechelen
Op 7 juli 1620 werd hij tot aartsbisschop van Mechelen gekozen en op 13 oktober 1621 bevestigd.
Het herstel van de discipline bij de geestelijkheid en bij de gelovigen en de uitbreiding van het onderwijs lagen hem nauw aan het hart. Tijdens zijn episcopaat verscheen de tweede Mechelse catechismus van Willem de Pretere (1578-1626).
Op 15 juni 1629 legde hij de eerste steen van het huidig Mechels begijnhof.
In 1645 droeg Joost van den Vondel zijn dichtbundel Altaergeheimenissen aan hem op.
Geschorst
Hij was zoals zijn Suffragaanbisschop Antonius Triest (bisschop van Gent) gewonnen voor de theorieën van Jansenius en saboteerde daarom de afkondiging van de pauselijke veroordelingsbul Cum occasione van 31 mei 1653.
In 1653 werd hij door Innocentius X kerkelijk geschorst maar verkreeg later absolutie en werd in zijn ambt hersteld, nadat hij zich had onderworpen.
Op 30 juni 1655 overleed hij te Brussel (82 jaar oud). Hij werd bijgezet aan de rechterzijde van de crypte van de Sint-Romboutskathedraal, waar zich de graven van de aartsbisschoppen van Mechelen bevinden.
Externe links
- Biographie Nationale, vol. 2, kol. 700-705