Hekserij: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Edoderoobot (overleg | bijdragen)
Trismegistus (overleg | bijdragen)
Hoezo 'de vraag of heksen bestaan?' Dat is geen encyclopedisch probleem. Een heks is een heks omdat de gemeenschap hem/haar zo benoemt.
Regel 2: Regel 2:
Een '''heks''' is volgens het volksgeloof iemand, vaak een vrouw, die in contact treedt met boze machten, waardoor de heks mensen en dieren kan betoveren en schade berokkenen, soms ook genezen. In de regel ligt in het volksgeloof de nadruk op het kwaadaardig handelen van de heks. Binnen het [[christendom]] werd mettertijd hekserij meer en meer in verband gebracht met aanbidding van de [[duivel]].<ref>Deze omschrijving is - hoofdzakelijk - gebaseerd op art. 'heks [mythologie]', in ''Grote Winkler Prins'' XI (1991), negende geh. nieuwe druk, Elsevier, Amsterdam/Antwerpen, p.183.</ref>
Een '''heks''' is volgens het volksgeloof iemand, vaak een vrouw, die in contact treedt met boze machten, waardoor de heks mensen en dieren kan betoveren en schade berokkenen, soms ook genezen. In de regel ligt in het volksgeloof de nadruk op het kwaadaardig handelen van de heks. Binnen het [[christendom]] werd mettertijd hekserij meer en meer in verband gebracht met aanbidding van de [[duivel]].<ref>Deze omschrijving is - hoofdzakelijk - gebaseerd op art. 'heks [mythologie]', in ''Grote Winkler Prins'' XI (1991), negende geh. nieuwe druk, Elsevier, Amsterdam/Antwerpen, p.183.</ref>


Vrijwel alle culturen en [[religie]]s kennen een begrip 'heks'. De omschrijving ervan loopt echter nogal uiteen; ook onder historici en antropologen bestaat geen algemeen aanvaarde definitie. Daarom is de vraag of heksen bestaan niet te beantwoorden. Het antwoord is immers afhankelijk van de gekozen definitie.
Vrijwel alle culturen en [[religie]]s kennen een begrip 'heks'. De omschrijving ervan loopt echter nogal uiteen; ook onder historici en antropologen bestaat geen algemeen aanvaarde definitie. In het algemeen wordt een persoon bedoeld, man, vrouw of kind, die met de krachten waar hij of zij over beschikt een schadelijke invloed kan uitoefenen op de gemeenschap.


<!--==Inleiding==
<!--==Inleiding==

Versie van 14 sep 2010 21:41

John Gilbert: The ride through the murky air, illustratie bij een roman van W.H. Ainsworth, 1849.

Een heks is volgens het volksgeloof iemand, vaak een vrouw, die in contact treedt met boze machten, waardoor de heks mensen en dieren kan betoveren en schade berokkenen, soms ook genezen. In de regel ligt in het volksgeloof de nadruk op het kwaadaardig handelen van de heks. Binnen het christendom werd mettertijd hekserij meer en meer in verband gebracht met aanbidding van de duivel.[1]

Vrijwel alle culturen en religies kennen een begrip 'heks'. De omschrijving ervan loopt echter nogal uiteen; ook onder historici en antropologen bestaat geen algemeen aanvaarde definitie. In het algemeen wordt een persoon bedoeld, man, vrouw of kind, die met de krachten waar hij of zij over beschikt een schadelijke invloed kan uitoefenen op de gemeenschap.


Heksen in mythologie en religie

Het geloof in het bestaan van hekserij heeft oude wortels. Het is al bekend uit de tijd van de culturen in Mesopotamië. In de Romeinse tijd werd de cultus rond de godin Diana geassocieerd met magische rituelen die kwaad bedoelden te stichten.

Geloof in magie en hekserij

Albrecht Dürer, De vier Heksen (1497).
Hans Baldung Grien, De Heksen (1510).

Geloof in magie is een bijna universeel verschijnsel. Dat in de westerse beschaving een rationalistisch wereldbeeld ontstond en op termijn andere visies verdrong, is een unieke ontwikkeling in de menselijke geschiedenis. Te vaak wordt deze ontwikkeling als onvermijdelijk voorgesteld.

In primitieve samenlevingen voelde de mens zich slechts veilig in zijn eigen woonplaats, te midden van verwanten en bekenden. De rondom liggende, onontgonnen natuur, werd als vijandig beschouwd, vol van gevaren. Aan de andere kant verschafte de natuur de mens voedsel en geneeskrachtige planten en kruiden.

Men geloofde algemeen dat de natuur bevolkt werd door duistere en lichte wezens; levenloze dingen en dieren hadden een ziel en konden door geesten bewoond worden. Het geloof in geesten, demonen, spookdieren en tovenaars komt, vaak met grote overeenkomsten, over de hele wereld voor. Vroeger werden deze overeenkomsten toegeschreven aan onderlinge beïnvloeding. Tegenwoordig neemt men aan dat dit universele geloof voortvloeit uit een diepgewortelde angst van de mens voor het duister en de ongetemde natuur.

Binnen het volksgeloof worden aan heksen meerdere gaven toegeschreven:

  • geneeskundige krachten;
  • voorspellingen te kunnen doen;
  • magische krachten te hebben (positieve krachten= witte magie en negatieve krachten = zwarte magie);
  • de mogelijkheid om zich in een dier of een ander levend wezen te veranderen;
  • de mogelijkheid om zich snel te verplaatsen.

Geloof in hekserij is deels te verklaren uit de verschillen in welstand en levensgeluk tussen individuen en groepen. In een traditionele economie ontbreekt het concept 'economische groei'. Als sommigen dus succesvoller zijn dan anderen wordt dit verklaard door het gebruik van magie: de melk en het graan zijn 'gestolen'. Het zijn dan ook vaak rampen zoals misoogsten die het geloof in kwaadaardige magie aanwakkeren. In grote delen van Afrika geloven ook heden ten dage velen in een oorzakelijk verband tussen hekserij en economisch succes.

In de geschriften van de antieken, de Grieken en Romeinen, komen allerlei woorden voor om magiërs, geestenbezweerders etc. aan te duiden. Om deze woorden te vertalen met 'heks' is onnauwkeurig. Het christendom verscheen in een wereld waarin geloof in magie en geesten (daimones) algemeen was. Deze daimones waren semi-goddelijke wezens, bemiddelaars tussen de wereld van de goden en die van de mensen.
Ook Jezus bedreef 'magie': hij genas zieken en dreef boze geesten uit. De apostelen zetten zijn werk voort. De Kerk introduceerde rituelen en ceremoniën, zoals de sacramenten en de eucharistie, die niet wezenlijk verschilden van magische riten. Niet-christenen beschouwden de 'wonderen' als magie. De Kerk hield dus het bestaande geloof in magie in stand; de opstanding van Christus was immers het fundament van de christelijke heilsleer. Tegelijkertijd werden niet-christelijke magiërs zoals Simon Magus en Apollonius van Tyana bestreden.

Het hedendaagse beeld van heksen en hekserij is in hoge mate het product van de Late Middeleeuwen en de Vroegmoderne Tijd. De 'vroegmoderne heks' was een verbond aangegaan met duivelse machten. De heksen gingen vliegend naar nachtelijke bijeenkomsten, de heksensabbat. Tijdens deze 'sabbat' eerden zij hun meester, bespotten zij religieuze ceremonieën en gingen zich aan allerlei perverse vormen van geslachtsverkeer te buiten. Ook vertelde iedere heks welke boze daden hij of zij verricht had. Alvorens naar huis terug te keren ontvingen de heksen poeders om nieuwe misdaden te begaan.

In de westerse cultuur zijn twee beelden van een heks dominant gebleven: enerzijds dat van de lelijke, oude toverkol, anderzijds dat van de mooie, jonge en verleidelijke heks. Onder kunstenaars bleef de naakte of schaarsgeklede jonge heks een populair thema.

Het vliegen van de heksen

Vliegende heksen in Champion des Dames (manuscript uit 1454), 1451.

Het gevoel van te vliegen en visioenen van vliegen zijn een bekend door antropologen geregistreerd fenomeen bij sjamanen over de hele wereld. De sjamanen gaan hierbij in trance en vertellen nadien hoe ze hun lichaam (bewustzijn) verlaten en naar andere plaatsen en werkelijkheden reizen. De trance wordt vaak opgewekt door trommels en psychedelisch werkende substanties. Net zoals heksen vliegen zij evenmin fysiek door de lucht, maar maken in hun verbeelding gebruik van shapeshifting waarbij zij een vogel of andere gedaante aannemen, zoals ook van heksen gezegd wordt dat zij zich in een kat, raaf of kraai kunnen veranderen.

In 906 verscheen de Canon Episcopi van Regino van Prüm, een canonieke wet, waarin beschreven wordt hoe groepen (verdorven) vrouwen samen met Diana of Herodias 's nachts de aarde doorkruisen. Dergelijke verhalen worden door de schrijver hersenspinsels en hallucinaties genoemd, veroorzaakt door boze geesten. Ook de elfde-eeuwse bisschop Burchard van Worms veroordeelde de beweringen van mensen die vertelden deze magie te kunnen bedrijven.

Ondanks de kerkelijke afwijzing van de gedachte dat heksen konden vliegen, bleef het verhaal zijn aantrekkingskracht houden. Thomas van Cantimpré beschreef in het midden van de dertiende eeuw hoe een hooggeboren meisje elke nacht door boze geesten werd weggedragen. Haar broer (een monnik) probeerde dit te voorkomen, maar ze verdween zelfs als hij haar vasthield. Johannes Nider vertelde in zijn Formicarius over een dominicanes die beweerde met Diana te vliegen. Alhoewel de schrijver het verhaal niet geloofde, deden deze verhalen veel de ronde.

Martin le Franc (de secretaris van tegenpaus Felix V) beschrijft in zijn Champion des Dames vrouwen die op stokken vliegen als vogels door de lucht. Twee miniaturen geven twee vrouwen weer, één vliegt op een bezem en de ander op een lange staf. Ze worden Vaudoises genoemd (dit woord voor een bepaald soort ketter, de Waldenzen, werd al snel gebruikt om heksen aan te duiden).

In een beeldhouwwerk aan de westelijke voorgevel van de kathedraal van Lyon is een heks op de rug van een vliegende geit afgebeeld. De heks houdt een soort kat aan de achterpoten vast. In de werken van Vincent van Beauvais en William van Malmesbury staan verhalen over een vrouw die door een boze geest op een paard naar de hel wordt afgevoerd. Olaus Magnus' Historia de gentibus septentrionalibus bevat een illustratie bij een dergelijke geschiedenis.[2]

De vermenging van verhalen leidde al snel tot de beruchte vermeende vlucht naar de "duivelse" heksensabbat, waar de heksen elkaar zouden ontmoeten, de duivel vereerden en geslachtsgemeenschap met hem en met elkaar zouden hebben. Deze fantasie maakte in de tijd van de heksenvervolging vele slachtoffers. De opvatting dat heksen elkaar in het geheim ontmoetten zorgde er namelijk voor dat de beschuldiging van hekserij tot de "ontdekking" en veroordeling van een hele groep heksen kon leiden.


Heksenjachten en -vervolgingen

Zie Heksenvervolging voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Heksenjachten, soms ook heksenvervolgingen, komen in vrijwel alle culturen ter wereld voor. Een noodzakelijke voorwaarde is het geloof in heksen en hekserij. Hoe deze begrippen afgebakend worden kan van cultuur tot cultuur verschillen. De grens tussen hekserij en andere vormen van (zwarte) magie/tovenarij is immers vloeiend.
Het is niet zo dat in iedere samenleving waar geloof in hekserij wijdverbreid is heksenjachten en -vervolgingen plaatsvinden. Veel is onduidelijk omdat alleen het bronnenmateriaal uit Europa grondig is bestudeerd.

Het is waarschijnlijk dat een bepaald type mens een relatief grote kans maakt van hekserij beschuldigd te worden. Hier is nog maar weinig onderzoek naar gedaan. In het verleden zijn de beschikbare bronnen vaak te letterlijk genomen, wat geleid heeft tot onjuiste conclusies. Het onderwerp is al te vaak omgeven door de zucht naar sensatie.

Al in het beroemde wetboek van Hammurabi (1792 v.Chr.-1750 v.Chr.) komt een bepaling inzake 'hekserij' voor. Hekserij werd bestraft met de dood. Indien de beschuldigde door een godsgericht zijn onschuld 'aantoonde', was het de aanklager die werd terechtgesteld. In het Assyrische Rijk golden soortgelijke wetten. Vermoedelijk werden in de meeste oude culturen van Zuidwest-Azië 'heksen' ter dood gebracht. Uit de tijd van de Assyrische koning Esarhaddon (680 v.Chr.-669 v.Chr.) is een grote verzameling bezweringen en gebeden overgeleverd, die bescherming moesten bieden tegen betoveringen.

Klassieke Oudheid: vervolging van magie

In de Griekse en Romeinse wetgeving was het belangrijk of iemand daadwerkelijk schade of letsel berokkend had. De intentie hiertoe was niet genoeg en men werd doorgaans vrijgesproken. Maar al in 184-183 en 180-179 v. Chr. werden grote groepen mensen geëxecuteerd in de beruchte veneficia-zaken. Livius heeft het in zijn werken over twee- tot drieduizend mensen. Vaak waren de beschuldigden afkomstig uit een minder gunstige sociale positie, zoals vrouwen, slaven en buitenlanders. Er heerste een sfeer van grote paniek in het land.

Een decreet van keizer Constantius II schreef voor dat bij het bestrijden van de heidense godsdiensten alle 'tovenaars' in Rome voor de wilde dieren geworpen moesten worden.

Middeleeuwen en de rol van de Kerk

Muurschildering in het Rilaklooster.
(Klik op de afbeelding voor een vertaling van de tekst.)

Reeds in de Middeleeuwen zijn er gevallen bekend waarbij mensen werden veroordeeld op beschuldiging van zwarte magie. Een misoogst of de dood van een dier of een mens was vaak aanleiding tot het zoeken van een zondebok. Vaak bleef de straf echter beperkt tot verbanning of een geldboete. Ook zag men in de Middeleeuwen hekserij vaak als heidens overblijfsel, en was men onder clerus vaak zeker genoeg van de eigen goddelijke waarheid om de hekserij als een obscuur fenomeen zonder reële uitwerking terzijde te schuiven. Al snel werden de uitoefenaars van verschillende soorten magie aan elkaar gelijk gesteld. Het negatieve beeld van de "heks" ontstond.

In het Europa van de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd bracht de Kerk toverij in verband met de duivel. Satan en de Antichrist, waren de grote vijanden van de Kerk. Goed en Kwaad, Licht en Duister voerden een eeuwige strijd. Het nog vrij onschuldige volksgeloof in heksen en demonen werd in deze periode pas echt gevaarlijk na de 15e eeuw: heksen werden vanaf die tijd door de kerk beschouwd als duivelaanbidders en niet meer als onschuldige heidense kruidenvrouwtjes of medicijnmannen zoals tijdens de voorafgaande Middeleeuwen.

Anna Vögtli wordt als heks verbrand bij de muren van Willisau; ze zou een gewijde hostie gestolen hebben, 1447.

Waarschijnlijk heeft de door pestepidemieën veroorzaakte onzekerheid ertoe bijgedragen dat in de latere Middeleeuwen de samenleving bevangen werd door vermeerdering van angst voor heksen, met name in Noord-Europa. Ook golden voor heksen in die tijd de normale procesregels. Heksenprocessen waren een uitvloeisel en opvolger van de ketterprocessen die plaatsvonden tijdens de Reformatie.

Renaissance: toenemende angst voor hekserij

Een 'heks' wordt gearresteerd.

In Europa begon de periode van werkelijke heksenvervolging tijdens de Renaissance. (De ongunstige reputatie die de Middeleeuwen op dit punt genieten is niet terecht.) Velen die van hekserij werden beschuldigd werden nu daadwerkelijk terechtgesteld. In de waag, waar op marktdagen gewone handelsgoederen werden gewogen, kon ook iemand die van hekserij verdacht werd gewogen worden. Als de waag een gewicht aangaf dat volgens haar lichaamsbouw te verwachten viel, werd een certificaat uitgereikt dat de eigenaar ervan vrijwaarde van verdere beschuldigingen. De waag in Oudewater was als één van de weinige niet gemanipuleerd waardoor hij op nul bleef steken. Op andere plaatsen werd het heksenbewijs vaak vervalst door nietsontziende heksenjagers.

In Scheer zu Waldsee werden in 1587 "heksen" tot de brandstapel veroordeeld (op 10 juni 21, op 11 juni 9 en de dag daarop 8) - afbeelding uit Wickiana-verzameling (1560-1588).

Een belangrijke rol in de vervolging speelde het boek "Malleus maleficarum" oftewel De Heksenhamer. Dit boek, dat vermoedelijk door twee dominicanen, Institoris (Heinrich Kramer) en Jakob Sprenger, in het Duitse Rijk is geschreven, verscheen in 1487. Het boek en de inspanningen van deze twee heksenjagers vonden aanvankelijk weinig weerklank bij de kerkelijke en wereldlijke autoriteiten. Velen bezagen het optreden van Institoris als inquisiteur met argwaan. Pas enkele decennia later kregen de denkbeelden die erin beschreven worden grote invloed. De twee monniken waren van mening dat zij een nieuw kwaad ontdekt hadden, namelijk dat van de duivel, die door middel van heksen de wereldheerschappij wilde overnemen. De incidentele gevallen van hekserij die men in vroeger eeuwen had gekend, waren volgens de schrijvers in vergelijking hiermee onschuldig geweest.
De dreiging met dit enorme gevaar rechtvaardigde volgens de schrijvers een nieuwe procesvoering, speciaal gericht tegen hekserij. Omdat de aanklacht van hekserij, juist omdat ze op bijgeloof was gefundeerd, volgens de normale bewijsregels niet of nauwelijks te bewijzen viel, was voor deze unieke misdaad reeds een bekentenis van de beklaagde voldoende om hem of haar schuldig te bevinden. Deze bekentenis mocht op de pijnbank worden afgedwongen. Tijdens deze martelingen bekenden de slachtoffers alles wat hun ondervragers wilden horen en zij gaven op hun aansporing ook vaak de namen van andere 'heksen', die vervolgens eveneens werden gearresteerd en gefolterd totdat zij bekenden en anderen van hekserij beschuldigden. Zo ontstond een sneeuwbaleffect waarbij soms een derde van de bevolking van een plaatsje op de brandstapel eindigde.
Om het gezag van de publicatie te vergroten hadden Krämer en Sprenger een bul van paus Innocentius VIII uit 1484 als voorwoord toegevoegd. Feitelijk was er sprake van oplichterij. Niets wijst erop dat deze paus meer dan zijn voorgangers geïnteresseerd was in magie en hekserij.

Heksengevangenis in Bamberg. Folteringen vonden plaats in het vakwerkhuis.

Voor de opvatting dat de heksenjacht gemotiveerd werd door de wens om de eigendommen van de heksen in bezit te krijgen is geen bewijs. In veel gevallen werd het bezit niet geconfisqueerd en de meeste veroordeelden hadden zo weinig bezit, dat hieruit niet eens de gemaakte proceskosten konden worden voldaan.[3] De veroordeling gebeurde wel door een wereldlijke of kerkelijke rechtbank, die immers de rechtsmacht hadden. Deze laatste (merendeels geestelijke) rechters waren vaak terughoudend om mensen te veroordelen op grond van op de pijnbank afgedwongen bekentenissen waarvoor verder geen enkel bewijs te vinden was. Het risico beschuldigd te worden de aangeklaagde heksen te willen beschermen en zelf van hekserij te kunnen beschuldigen was echter groot. Van een slachtoffer op de pijnbank was iedere bekentenis af te dwingen, ook dat deze of gene rechter heksenmeester was. Menig rechtschapen rechter is zo eveneens op de brandstapel geëindigd.

De heksenjagers waren altijd succesvol en werden steeds bevestigd in hun handelen. Iedereen die als heks werd aangebracht bekende immers onder de martelingen. En brachten de gemartelde heksen niet steeds weer nieuwe heksen aan die zelf ook bekenden?

Het ontkennen van het bestaan van hekserij maakte de scepticus zelf ook weer verdacht zodat niemand kritiek durfde te geven op de heksenwaan. Voor de mens uit de tijd van de reformatie stond het als een paal boven water dat er mensen waren die door de lucht konden vliegen, zich in een dier konden veranderen en bedreven waren in het 'Maleficium' dat wil zeggen 'de kwade hand' oftewel (zwarte) magie en toverij.

De Hexenturm van Rheinbach.

Een heksenproces eindigde meestal omdat de groep beschuldigden te groot werd en ook hoger geplaatsten beschuldigd werden. Dezen lieten het er meestal niet bij zitten maar stapten naar een hogere autoriteit, de vorst of een hoge kerkelijke autoriteit. Deze verklaarde vervolgens dat geen doodvonnissen ten uitvoer mochten worden gebracht en geen verdere beklaagden mochten worden gearresteerd zonder dat de vonnissen door hen nogmaals beoordeeld waren. Zo doofde de waan tenslotte uit en was de desbetreffende plaats weer gevrijwaard van verdere verschrikkingen.

Het heksengeloof in deze vorm heeft lange tijd zo kunnen voortleven, alhoewel het van periode tot periode en van plaats tot plaats behoorlijk kon afwijken.

Bekende heksenprocessen waren:

Hoogtepunt van de vervolgingen: ~1560 - ~1680

Heksenproces, 1664

Werkelijk grootschalige vervolgingen vonden in Europa plaats vanaf ~1560. Deze periode van intense vervolgingen duurde meer dan een eeuw. De opvattingen zoals verwoord in de "Malleus maleficarum" waren inmiddels gemeengoed. Vrij plotseling werden in verschillende regio's in zowel het katholieke als het protestantse deel van Europa vervolgingen ingezet. Het eerste grote 'heksenproces' vond in 1563 plaats in Wiesensteig, een heerlijkheid in het zuidwesten van Duitsland.
Invloedrijk was de jezuïet Petrus Canisius (1521-1597). In vele preken moedigde hij de vervolgingen aan. Er waren overigens ook jezuïeten die opriepen tot matiging.

Tijdens de regering van Albrecht van Oostenrijk en Isabella van Spanje bereikten de heksenprocessen in de Zuidelijke Nederlanden een hoogtepunt. Er verschenen demonologische werken van vooraanstaande geleerden, zoals La démonomanie des sorciers (1580) en Disquisitiones Magicarum (1593).

De vervolging van heksen heeft in Duitsland het heftigst gewoed. Dit kwam doordat Duitsland geen centraal gezag kende, maar bestond uit ongeveer 300 zelfstandige staatjes. Het hing af van het nuchtere verstand van de vorsten (doorgaans bisschoppen of abten) van deze staatjes (of juist hun blinde angst voor heksen) of de rondreizende heksenjagers vrij spel kregen waardoor de heksenwaan kon toeslaan.
Ongekend fel woedde de heksenvervolging in Europa in enkele katholieke gebieden in Duitsland. Voorbeelden hiervan zijn de vorstendommen Trier, Mainz, Bamberg en Württemberg. Maxwell-Stuart spreekt van een "persoonlijke obsessie met zonde en de macht van satan" en "een kruistocht tegen de menselijke helpers van de duivel."[4]

Onder Lodewijk XIII vonden in Loudon (Frankrijk) door Aldous Huxley in 'The devils of Loudon' boeiend navertelde, heksenprocessen plaats. Een aantrekkelijke priester liet een paar nonnen een blauwtje lopen. Als tegenreactie gingen de gefrustreerde vrouwen zich te buiten aan alle klassieke verschijnselen van behekst zijn. De priester werd als schuldige aangewezen en vervolgens verbrand. Lodewijk XIV geloofde niet in hekserij. Daarom werden er tijdens zijn regering in Frankrijk en daarna geen heksen vervolgd.

Ook op IJsland hebben heksenvervolgingen en heksenverbrandingen plaatsgevonden. Opvallend daarbij is dat van de 21 gedocumenteerde executies het twintig mannen betrof en slechts één vrouw.

Onduidelijk is welke oorzaken de grootschalige heksenvervolging in Europa hebben veroorzaakt. Er zijn zeer uiteenlopende verklaringen voor het fenomeen bedacht. Sommige daarvan klinken heel plausibel. Een sluitende verklaring is er echter niet.

Het is niet bekend hoevelen slachtoffer zijn geworden van de heksenvervolgingen in Europa. Schattingen van het aantal slachtoffers lopen uiteen. Vermoedelijk zijn ten minste 50.000 mensen - maar niet veel meer - ten gevolge van de vervolgingen omgekomen.
Een interessante en legitieme vraag is waarom het aantal slachtoffers in Europa feitelijk beperkt is gebleven. Een belangrijke factor is daarbij door de eeuwen heen de invloed van het scepticisme geweest. Deze filosofische stroming gaat terug op Pyrrho van Elis (~360 v.Chr.-275 v.Chr.) en zijn leerling Sextus Empiricus.

Heksentest

Een heksenwaag in een museum.
Onderzoek van een heks.

Op verschillende manieren werd getest of iemand een heks was voor men tot vervolging overging. Een heks zou van nature buitengewoon licht zijn en daardoor op water kunnen blijven drijven. Een vrouw die verdacht werd van hekserij werd in het water geworpen. Bleef zij drijven dan was bewezen dat zij een heks was en kwam zij uiteindelijk op de brandstapel terecht. Bleef zij niet drijven, dan was daarmee haar onschuld bewezen. Meestal was het dan te laat en was zij verdronken.

Bij een andere test werd van de weegschaal gebruik gemaakt. Een heks zou minder wegen dan haar lengte boven een meter in kilo's. De verdachte moest zich onder toezicht uitkleden om te kijken of zij geen gewichten in haar kleding verborgen had. Vervolgens kreeg zij een wit gewaad aan waarin zij gewogen werd. Bekend is de zogenaamde heksenwaag in Oudewater, die ook vandaag de dag nog, zij het als museum, is te bezichtigen.

Bij een andere heksentest werden pinnen in de verdachte gestoken. De verdachte moest dan de plekken aanwijzen. Mensen met veel eelt voelden de pin dus niet goed en konden daardoor de plek niet aanwijzen, waaruit geconcludeerd werd dat het een heks betrof.

Zie ook godsoordeel.

Verzet tegen heksenvervolging

Titelblad van De betoverde weereld, Balthasar Bekker (1691).

In de tweede helft van de 16e eeuw begon de Nederlandse, katholieke arts Johannes Wier tegen heksenvervolgingen te publiceren. In 1563 verscheen zijn De praestigiis demonum en in 1577 De Lamiis Liber. Wier betoogde dat vrouwen die van hekserij werden verdacht niet schuldig waren, maar zich dingen hadden laten aanpraten. De duivel had hen, maar ook hun rechters en de mensenmenigten, zinsbegoochelingen voorgespiegeld. Vooral arme, oude vrouwen werden slachtoffer van beschuldigingen van hekserij, zo was hem opgevallen. Dit boek was slechts één uitgave in een eeuwenlang voortdurende polemiek tussen voor- en tegenstanders van heksenvervolging.

De Duitse priester Anton Praetorius publiceerde in 1602 het boek “Gründlicher Bericht von Zauberey und Zauberern” (Bericht over hekserij en heksen) tegen heksenvervolging en marteling.

Het geloof in hekserij werd niet betwist door de tegenstanders van heksenvervolging. Zij betoogden slechts dat de aangeklaagden op onrechtmatige wijze veroordeeld werden. Het lag er vaak ook duimendik bovenop dat met het bewijs geknoeid was of dat er duidelijk haat, nijd, roddel en achterklap aan het werk waren geweest. Een beklaagde die op de pijnbank bekende werd als heks bestempeld. Indien zij de tortuur doorstond werd zij òòk als heks gezien, want de duivel zou er voor zorgen dat zij niet wilde bekennen. Ook als de ongelukkige onder de tortuur bezweek en bewusteloos raakte gold dit als duivelsbewijs. Een ander invloedrijk boek waarin de toen heersende heksenmanie aan de kaak werd gesteld was het in 1691 door de Nederlandse gereformeerde predikant Balthasar Bekker gepubliceerde 'De betoverde wereld'.

George Burroughs werd voor hekserij berecht in de Heksenprocessen van Salem
Een gedeelte van een monument voor mensen die als heksen ter dood zijn gebracht in Duitsland
Gedenkteken voor Anna Bader, die als heks ter dood werd gebracht (Duitsland)
De heks van 's Heerenberg, Mechteld ten Ham bleef drijven bij de waterproef en ze belandde op de brandstapel
Een beeld van een heks bij de heksendansplaats in Sachsen-Anhalt

Opvallend is dat in het huidige Nederland met name in gebieden die door de protestanten ingenomen waren tijdens de Tachtigjarige Oorlog de heksenvervolgingen plaats hadden. De Spaanse gebieden in de Nederlanden bleven er goeddeels van gespaard, ook omdat klerikale geleerden van de Universiteit van Leuven en bisschoppen heksenvervolging veroordeelden.

In tegenstelling tot de zwarte legende en wijdverspreide misvattingen, heeft de Spaanse Inquisitie zich net als de Pauselijke nooit laten overhalen om heksen te verbranden. Hun uitspraken golden protestanten en andere ketters. Bekende inquisiteurs streden tegen de aanklachten van hekserij. Vooral in de Nederlanden trachtten dorpsbevolkingen de inquisiteurs van Spanje tot vervolging van heksen aan te sporen, maar de Spaanse geestelijken weigerden in vrijwel alle gevallen. Bovendien mocht de Inquisitie zelf geen doodstraffen opleggen, maar slechts ketterij vaststellen. Kruidenkunde viel niet onder ketterij. Heidendom was voorts alleen in geval van afval uit het Christendom strafbaar.[5]

Tussen 1634 en 1640 werden de Huron getroffen door een reeks epidemieën. De mensen die van hekserij waren beschuldigd werden (ook bij de Irokezen) gemarteld en gedood. Veel inheemse stammen geloofden echter dat juist de jezuïeten-missionarissen aan hekserij deden en de beelden in kapellen, heilige hosties, etenswaren en medicijnen werden gewantrouwd. De Huron-opperhoofden bespraken zelfs of de "jezuïetenheksen" gedood moesten worden.

In de Verenigde Staten vond in 1692 onder puriteinen nog een grootschalige heksenvervolging plaats in Salem. Hekserij was in Groot-Brittannië al relatief vroeg tot een (bijna) dode letter in de wet geworden, maar bleef tot 1953 formeel verboden en strafbaar.

In 1944 werd in het Britse Portsmouth voor het laatst een vrouw gearresteerd wegens hekserij: de Schotse waarzegster Helen Duncan (1897-1956). Vermoedelijk was men bang dat zij over de voorgenomen invasie van de Franse kust (op 6 juni 1944) voorspellingen of onthullingen zou doen. De plaats van de landing en de datum waren Groot-Brittannië's grootste geheim.

Laatste bekende processen in Nederland en België

Verlichting

De heksenvervolgingen zijn tijdens de Europese Verlichting, een periode in de 18e eeuw waarin de ontwikkelde Europeanen het belang van de natuurwetten begonnen in te zien en wetenschappelijk begonnen te denken, beëindigd. Wanneer natuurwetten onveranderlijk zijn is hekserij immers per definitie onmogelijk.

De laatste persoon die in Europa wegens hekserij[7] ter dood werd veroordeeld was Anna Göldi, in Zwitserland in 1782.

Het einde van de vervolgingen

De wetgeving tegen heksen veranderde, een bekentenis van de beschuldigde was niet langer genoeg. Getuigen moesten hun verklaringen met bewijs kunnen onderbouwen en er werd vaker naar een medische dan naar een spirituele verklaring gezocht voor gevallen van bezetenheid. Dit hield echter niet in dat "heksen" nu niet langer bang hoefden te zijn gestraft te worden. De doodstraf werd vervangen door (soms levenslange) opsluiting in een gevangenis, dolhuis of soortgelijk instituut.

Gedenkteken voor geëxecuteerde mensen (1682 en 1685) in Engeland

Wetten op hekserij werden ingetrokken, soms onder groot protest van de bevolking. Het parlement in Groot-Brittannië trok in 1736 tegelijkertijd de Schotse wet uit 1563 en de Engelse wet uit 1604 in. Niet langer werden mensen opgehangen voor contact met boze geesten, ze werden als oplichter of zwerver berecht. De Witchcraft Act (de reeks wettelijke verboden op hekserij in Groot-Brittannië) werd pas geheel opgeheven in 1951, en vervangen door de Fraudulent Mediums Act 1951.

De oud Britse wetgeving is echter nog steeds van kracht in Israël, het is opgenomen in het juridische systeem van het Britse mandaat over Palestina (Israël werd onafhankelijk voor de wet werd ingetrokken in Groot-Brittannië). In de onafhankelijkheidsverklaring uit 1948 staat geschreven dat de staat binnen enkele maanden een grondwet zal voltooien. Dat is tot op heden niet gebeurd.

In Malines werd in 1643 de laatste heks terecht gesteld, in Estland in 1699, in Ierland in 1711, in Denemarken in 1722, in Schotland in 1727 en in Oostenrijk in 1756. Dit waren niet per se de laatste sterfgevallen vanwege hekserij, maar de laatste executies die volgens de wet plaatsvonden. In Zwitserland was de laatste wettige executie in 1782, maar in het kanton Glarus werd marteling toegepast tot 1851. Het laatste officiële heksenproces in Europa vond plaats in Polen in 1792.

Lynchpartijen vonden nog in de eerste decennia van de negentiende eeuw plaats, bijvoorbeeld in Les Landes de Cascogne in Frankrijk.

In het katholieke Zuid-Amerika was de laatste officiële heksenexecutie in 1830.

Onder druk van nabestaanden zijn later in vele gevallen heksenprocessen ongeldig verklaard en is de goede naam van de geëxecuteerde in ere hersteld. Bezittingen werden soms teruggegeven en er werden gedenktekens opgericht voor de slachtoffers van de heksenwaan.

Nadat de Europese elite haar geloof in hekserij verloren had, zag deze het als haar taak om het 'bijgeloof' waar mogelijk te bestrijden. Ook in de Europese koloniën werd de vervolging van hekserij onwettig verklaard en werden diegenen die de heksen 'opspoorden' tot misdadigers bestempeld. Dergelijke wetgeving werd in 1905 ingevoerd in Nederlands-Indië, en in 1922 in oostelijk Afrika dat onder Brits gezag stond. Dit stuitte doorgaans op weerstand: de inheemse bevolking stond hier in de regel zeer wantrouwig tegenover. In haar beleving spanden de Europeanen samen met de heksen.
Nog aanzienlijk rigoureuzer gingen de communistische machthebbers in Rusland en China te werk. Ieder geloof in hekserij of sjamanisme werd door hen bestreden.

Recente heksenvervolgingen

Ook buiten Europa was en is het geloof in heksen wijdverbreid. In een aantal Afrikaanse culturen heerst grote angst voor hekserij. Onder de Bantoevolkeren is het bij herhaling voorgekomen dat 'heksensnuffelaars' grote aantallen heksen 'ontmaskerden'. Deze werden ter dood gebracht.
Ook in andere delen van de wereld worden (vermeende) heksen vervolgd, ondanks wetgeving die dit verbiedt.[8] De Tanzaniaanse overheid noteerde 3072 gevallen van heksenvervolging in Sukumaland tussen 1970 en 1988. De British Witchcraft Ordinance van 1928 verbood nochtans alle kolonies van het Britse Rijk - waartoe Tanzania tot 1961 behoorde – om mensen van hekserij te beschuldigen en te vervolgen.[9]

Tijdens het presidentschap van Mathieu Kérékou vond in Benin vanaf 1975 een "campagne tegen hekserij" (La lutte contre la sorcellerie) plaats die vervolgens uit de hand liep, onder andere omdat de kindersterfte plotseling sterk was toegenomen. De regering had een klassenstrijd volgens de ideologie van Marx en Lenin willen ontketenen. Wie succesvol is, is in een traditionele economie al snel verdacht. Het waren echter hoofdzakelijk oude vrouwen die werden vervolgd. Via de radio werden de 'bekentenissen' van de heksen uitgezonden. Sommige vrouwen konden zich in uilen veranderen. In die gedaante verslonden zij kleine kinderen.

Op de Molukken, Papoea en Papoea-Nieuw-Guinea spreekt men van de soeanggi. Deze zouden zich bezighouden met een bepaalde vorm van zwarte magie. Vooral in afgelegen gebieden worden er regelmatig 'heksen' beschuldigd en gedood.

In 1990 begon een decennium van heksenjachten in het noorden van Zuid-Afrika. Daarbij vielen enkele honderden slachtoffers. In het dorpje Green Valley werden in 1990 vierendertig mensen beschuldigd van hekserij. Het ANC reageerde verdeeld. Lokale leiders van de jongerenafdeling van het ANC leidden de heksenjachten. De partijleiding van het ANC probeerde daarentegen tevergeefs de golf van geweld te doorbreken.

Hedendaagse hekserij

De renaissance van de zogeheten 'Oude Religie' begon min of meer met de publicatie van 'Aradia - Het evangelie van de Heksen' door Charles Leland [10] (1824-1903) in 1899. Het werd gevolgd door een aantal werken van Margaret Murray (1862-1963) en Robert Graves (1895-1985). De term 'oude religie' werd te pas en te onpas gebruikt voor een aantal geconstrueerde voorchristelijke tradities waarin het vrouwelijke een grote rol speelde, zoals de cultus van Moeder Natuur en de Moedergodin, priesteressen, heksen en andere geïnitieerden. Tegelijkertijd vond er einde 19e eeuw een heropleving plaats van esoterische en occulte genootschappen, astrologie, Hermetische Kabbala, tarot enz. Hierin ontvouwde zich een nieuwe visie op de 'heks' zoals bijvoorbeeld in Gerald Gardners (1884-1964) beweging van de wicca. De nieuwe naam 'wicca' (oorspronkelijk betekende wicca mannelijke heks) beoogde onder meer een deel om de negatieve weerklank van 'hekserij' te vermijden.

Wicca

Drievoudige godin; Wassende maan, Vollemaan en Afnemende maan, zie ook triade

Wicca is een syncretische, samengestelde, godsdienst. In de Wicca poogt men rituelen te reconstrueren of nieuwe betekenisvolle rituelen te bedenken. Omdat onduidelijk is wat er nu in de Middeleeuwen voor georganiseerde heksencultus was is de vormgeving van de Wicca sterk romantisch, maar vooral speculatief, vormgegeven. Men borduurt voort op Keltische overleveringen, en oriënteert zich op de Gaiasofie en het beginsel van een vrouwelijke oerkracht. Wicca sluit ook aan bij het in deze tijd modieuze holisme en de New Age Beweging. Hoewel de Wicca New Age kenmerken heeft, is Wicca eigenlijk paganistisch (heidens).

De wicca is al halverwege de jaren '50 van de twintigste eeuw ontstaan in Groot-Brittannië. Tot wicca behoren een studierichting wiccastudies en een structuur met covens (groep waarin wiccans werken). Daarnaast zijn er solitaire heksen die liever zonder groep werken. Wat betreft ideologie ligt weinig vast zoals blijkt uit de stelling "doe wat je wil, maar doe niemand kwaad" en "alles wat je doet zal drie maal tot je terugkeren".

Triquetra; staat voor maagd, moeder en vrouw, symboliseert Leven, Dood en de Hergeboorte en de drie natuurkrachten Aarde, Lucht en Water

In de moderne hekserij (inclusief wicca) is geen sprake van angstaanjagende of satanische praktijken, die erop gericht zijn anderen kwaad te doen (zwarte magie). Een aantal heksen grijpt terug naar oude religies (Egypte, Kelten, Scandinavië, Indianen). De gedachte dat wicca de directe voortzetting van een eeuwenoude heksencultus is, wordt ook binnen wicca-kringen steeds minder aangehangen.

In Nederland bestaat een heksenopleiding aan de Heksehoeve in Appelscha. Deze opleiding tot heks is niet erkend door het Nederlandse ministerie van Onderwijs, maar de opleidingskosten kunnen aftrekbaar zijn voor de belasting.

In Groot-Brittannië is Wicca erkend als religie, waar zelfs in de gevangenis rekening wordt gehouden met eventuele wicca's die hun religie willen belijden. Ook in de Verenigde Staten is wicca erkend als religie. Zo werken in het Amerikaanse leger naast vertegenwoordigers van andere religies ook Wicca-priesters ten behoeve van geestelijke bijstand en religieuze vieringen. In 1975 werd de Rede (of Heksenwet) gepubliceerd.

Bibliografie

  • Behringer, W. (2004): Witches and witch-hunts. A global history, Polity, Cambridge/Malden (MA).
  • Maxwell-Stuart, P.G. (2007): Heksen: de geschiedenis, Pearson Longman, Amsterdam.

Zie ook

Externe links