Groninger Veenkoloniën: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
iets verder uitgewerkt
→‎Achtergrond: begin eerste periode
Regel 10: Regel 10:


In de [[zestiende eeuw]] nam de vraag naar turf toe. Dat was aanleiding tot het op grotere schaal in productie brengen van [[hoogveen|hoogveengebieden]]. De eerste ''Veencompagniën'' ontstonden, met name in [[Friesland]], rond [[Heerenveen]]. In dezelfde periode begon de [[Tachtigjarige oorlog|Opstand]]. Na de [[Reductie van Groningen]] in 1594 kwamen alle kloostergoederen, ook de uitgestrekte hoogveengebieden, aan het nieuwe gewest [[Stad en Lande]]. De stad kreeg 25% van alle kloostergoederen en had een voorkeur voor goederen die in de Stadsjurisdicties lagen. Een groot deel van het hoogveengebied werd daarmee [[eigendom]] van de stad, terwijl de stad ook het gezag over deze gebieden uitoefende. De stad verkreeg daardoor een uitstekende positie om de regie te nemen bij het in productie brengen van het grootste hoogveencomplex in [[Nederland]].
In de [[zestiende eeuw]] nam de vraag naar turf toe. Dat was aanleiding tot het op grotere schaal in productie brengen van [[hoogveen|hoogveengebieden]]. De eerste ''Veencompagniën'' ontstonden, met name in [[Friesland]], rond [[Heerenveen]]. In dezelfde periode begon de [[Tachtigjarige oorlog|Opstand]]. Na de [[Reductie van Groningen]] in 1594 kwamen alle kloostergoederen, ook de uitgestrekte hoogveengebieden, aan het nieuwe gewest [[Stad en Lande]]. De stad kreeg 25% van alle kloostergoederen en had een voorkeur voor goederen die in de Stadsjurisdicties lagen. Een groot deel van het hoogveengebied werd daarmee [[eigendom]] van de stad, terwijl de stad ook het gezag over deze gebieden uitoefende. De stad verkreeg daardoor een uitstekende positie om de regie te nemen bij het in productie brengen van het grootste hoogveencomplex in [[Nederland]].

==Het begin, Sappemeer en Pekela==
De eerste poging van de stad om invloed te krijgen op de winning van turf was een mislukking. De [[Ommelanden|Ommelander]] jonker Wigbolt van Ewsum was in het [[Westerkwartier]] in de zestiende eeuw begonnen met het in productie brengen van het veencomplex rond zijn [[borg (opstal)|borg]] [[Nienoord]]. Wigbolt had zich echter verkeken op de financiële kant van de zaak en had zijn bezittingen na een [[faillissement]] moeten afstoten. De stad probeerde tevergeefs het bezit van deze verklaarde tegenstander in eigendom te krijgen, maar slaagde daar niet in.

In het Gorecht en het Oldambt was de uitgangspositie van de stad echter veel beter. De stad was al verbonden met de [[Hunze]] sinds het graven van het [[Schuitendiep]], dat bij [[Rodehaan (Groningen)|Rodehaan]] op de Hunze aansloot. In 1611 gaf het stadsbestuur opdracht om het Schuitendiep te verlengen tot [[Winschoten]], sindsdien is het diep bekend als het [[Winschoterdiep]].







Versie van 8 apr 2007 00:45

De Groninger Veenkoloniën

De Groninger Veenkoloniën, vaak ook kortweg gewoon Veenkoloniën genoemd, is de naam van een gebied in het zuid-oosten van de provincie Groningen. Het omvat het grondgebied van de gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Veendam, Pekela en Stadskanaal en een deel van de gemeenten Menterwolde en Vlagtwedde. Het voorvoegsel Groninger ziet daarbij niet op de provincie, maar op de stad Groningen, die de regie voerde over de ontginning. Het waren als het ware koloniën van de stad. In een aantal plaatsen (ondermeer Stadskanaal) is dat bij voorbeeld nog terug te vinden in het wapen.

Tot in de zeventiende eeuw was het een vrijwel onbewoonde streek waar alleen langs de randen op kleine schaal turf werd gewonnen. Sindsdien is vrijwel alle turf afgegraven en is er een compleet nieuw landschap ontstaan, gedomineerd door lintbebouwing langs deels al weer gedempte kanalen.

Achtergrond

De huidige Veenkoloniën liggen in de historische landschappen Gorecht en het Oldambt, en voor een klein deel in Westerwolde. De stad Groningen wist in de late Middeleeuwen in al deze gebieden het gezag te verwerven. De gebieden stonden sindsdien bekend als de stadsjurisdicties.

Al in de vroege Middeleeuwen werd er op kleine schaal turf gewonnen. Deels als randveenontginning, deels op iets grotere schaal door de kloosters die een aanzienlijk deel van het gebied in eigendom hadden.

In de zestiende eeuw nam de vraag naar turf toe. Dat was aanleiding tot het op grotere schaal in productie brengen van hoogveengebieden. De eerste Veencompagniën ontstonden, met name in Friesland, rond Heerenveen. In dezelfde periode begon de Opstand. Na de Reductie van Groningen in 1594 kwamen alle kloostergoederen, ook de uitgestrekte hoogveengebieden, aan het nieuwe gewest Stad en Lande. De stad kreeg 25% van alle kloostergoederen en had een voorkeur voor goederen die in de Stadsjurisdicties lagen. Een groot deel van het hoogveengebied werd daarmee eigendom van de stad, terwijl de stad ook het gezag over deze gebieden uitoefende. De stad verkreeg daardoor een uitstekende positie om de regie te nemen bij het in productie brengen van het grootste hoogveencomplex in Nederland.

Het begin, Sappemeer en Pekela

De eerste poging van de stad om invloed te krijgen op de winning van turf was een mislukking. De Ommelander jonker Wigbolt van Ewsum was in het Westerkwartier in de zestiende eeuw begonnen met het in productie brengen van het veencomplex rond zijn borg Nienoord. Wigbolt had zich echter verkeken op de financiële kant van de zaak en had zijn bezittingen na een faillissement moeten afstoten. De stad probeerde tevergeefs het bezit van deze verklaarde tegenstander in eigendom te krijgen, maar slaagde daar niet in.

In het Gorecht en het Oldambt was de uitgangspositie van de stad echter veel beter. De stad was al verbonden met de Hunze sinds het graven van het Schuitendiep, dat bij Rodehaan op de Hunze aansloot. In 1611 gaf het stadsbestuur opdracht om het Schuitendiep te verlengen tot Winschoten, sindsdien is het diep bekend als het Winschoterdiep.



Zie ook: Veenkolonie, Dalgrond