Geschiedenis van Rijsel

Dit artikel behandelt de geschiedenis van Rijsel (Lille). De stad werd in de 11e eeuw gesticht door Boudewijn V, graaf van Vlaanderen, op een eiland in de Deule, vandaar de namen Ter IJssel, Rijssel of L'île, die alle naar eiland verwijzen.

De aanvang van de stad wordt over het algemeen gesitueerd bij de stichting en de bouw van het seculiere Sint-Pieterskapittel in 1055-1065. Rijsel werd de hoofdstad van Rijsels-Vlaanderen, het zuidelijke, min of meer zelfstandige deel van het graafschap Vlaanderen.

Op 14 februari 1454, enkele maanden na de Val van Constantinopel, werd te Rijsel het historisch bekende Banket van de Fazant gehouden, waar hertog van Bourgondië Filips de Goede tot de kruistocht tegen de Turken opriep. Pas 10 jaar later zeilde men uit.

Dit gebied is al sinds de 12e eeuw in hoofdzaak Franssprekend. In 1667 werd de streek door de Franse koning Lodewijk XIV belegerd en ingenomen. Rijsel wordt in 1668 een Franse stad bij het verdrag van Aken, dit tot ongenoegen van de meeste van haar bewoners. Charles d'Artagnan werd aangesteld tot gouverneur van de stad. Grote werken tussen 1667 en 1670, zoals de citadel, opgericht door Vauban, of de bouw van de wijken Saint-André en Madeleine, moesten het vertrouwen van de Franse Vlamingen wekken.

Kaart uit 1708, die de Nederlandse belegering en inname beschrijft
Bombardement van de belegerde stad Rijssel in 1792.

Van 1708 tot 1713 was de streek weer in handen van Nederlandse troepen maar werd toch bij de Vrede van Utrecht aan Frankrijk teruggegeven.

De stad heeft zwaar geleden onder de Franse Revolutie, zo werd onder meer de Sint-Pieterskerk afgebroken. Op 20 april 1792 verklaart de Legislatieve Assemblee in Parijs de oorlog aan de Oostenrijkers. Rijsel staat in de frontlinie en wordt aangevallen vanuit de Oostenrijkse Nederlanden van 29 september 1792 tot 6 oktober 1792. Het Nederlands-Oostenrijkse beleg mislukt en de Franse generaal Dumouriez ziet daarna kans de gehele Zuidelijke Nederlanden te veroveren, na de overwinning in de slag bij Jemappes.

In de 19e eeuw kenden Rijsel en omstreken een snelle bevolkingsstijging door industrialisatie. De textielindustrie trok veel immigranten aan, vooral Vlamingen en immigranten uit Polen. De inwijking uit België versterkte een tijd lang het Vlaamse karakter van de stad. Zo werd Sinterklaas gevierd, Vlaamse woorden vonden hun weg in het Rijselse Frans dialect; crâne, huche in de betekenis van deur, en "quinquin", van het Zuid-Vlaamse "kinneken" (dat lang de normale aanspreking voor een Rijsels jongetje was dankzij het Rijselse wiegeliedje van Alexandre Desrousseaux, "Mon petit Quinquin", onder meer over het naderende Sinterklaasfeest). De inwijking en industrialisatie zorgde er ook voor, dat Rijsel zijn sterk rooms-katholieke karakter verloor. In 1888 componeerde Pierre De Geyter, een in Gent geboren arbeider, in Rijsel (volgens overlevering in een cafeetje rechtover de Saint-Maurice kerk) de muziek van de Internationale. Eveneens in de loop van de 19e eeuw werd voor het beeldje van Notre Dame de la Treille een nieuwe basiliek gebouwd die pas na de Tweede Wereldoorlog werd afgewerkt.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog had de stad zwaar te lijden van bombardementen. Een groot deel van het stadscentrum werd door brand verwoest. De ineenstorting van de textielhandel na 1929 zorgt voor grote armoede in Rijsel. Als na 1980 een nieuwe crisis in de textielindustrie, maar ook een crisis in de metaalindustrie en het stopzetten van de steenkolenwinning in het hele departement du Nord voor grote werkloosheid zorgen, kiest de stad resoluut voor de dienstenindustrie. Pas na 2000 stijgen de bevolkingscijfers weer (van 240.747 in 1936 tot 168.424 in 1982 ondanks de aanhechting van Hellemmes en Lomme, naar 226 800 in 2004).

Externe link

Tekst van Mon petit Quinquin, met vertaling in het Frans