Geschiedenis van Amsterdam

In dit artikel wordt een samenvatting gegeven van de geschiedenis van Amsterdam.

De Naam: Amsterdam

Amsterdam betekent Dam in de Amstel – althans, dat leren we op school. Meer waarschijnlijk is dat 'Aemstelledamme' staat voor Aem = Riviermonding, Stelle = Nederzetting en Dam, wat ook toen al gewoon Dam betekende. Plaats aan de riviermonding met een dam. De Amstel heette in die tijd Ammerak, daar komt het Damrak (d’Ammerakke) vandaan – nog steeds het centrum van Amsterdam.

Middeleeuwen

De geschiedenis van Amsterdam begint kort na 1200. Toen werd dit moerassige gebied vanuit de Utrechtse regio stukje bij beetje ontgonnen. Vanaf de Amstel, een al bestaande veenstroom, werden aan weerszijden afwateringssloten gegraven. Langs de monding van de Amstel, bij het IJ, werden dijken gebouwd. Op de dijk langs de westoever (nu de Nieuwendijk) verrezen rond 1225 de allereerste (houten) huizen van Amsterdam. Wat later raakte ook de dijk aan de oostkant bewoond (nu Warmoesstraat). Tussen beide oevers werd, rond 1250, een dam met sluizen gebouwd (de huidige Dam). De monding van de Amstel, het huidige Damrak, werd zo een binnenhaven. De kleine nederzetting aan de monding van het IJ – dan nog Aemstelledam – wordt voor het eerst genoemd in 1275. Aemstelledam kampt met overstromingen, leven van de landbouw is moeilijk en de bevolking stort zich noodgedwongen op scheepvaart en visserij. De eerste haven ontstaat aan het Damrak en al snel ontwikkelt zich een levendige handel.

Kerken en kloosters (resp. zwart en rood) in het middeleeuwse Amsterdam

Een belangrijk jaar in de geschiedenis van Amsterdam is 1275. Hoewel het Amstelland bestuurlijk onder het Sticht Utrecht viel, verleende graaf Floris V van Holland in dat jaar de vissers tolvrijheid. Dat gaf de mensen rond de Aemstelledamme het recht op vrije vaart door het graafschap Holland, zonder ergens tol te hoeven betalen. Dit was een politieke stap tegen heren van Amstel (de bestuurders namens Utrecht), die zich steeds onafhankelijker van Holland en Utrecht opstelden. Na de moord op Floris V in 1296 viel het Amstelland weer onder het Sticht. Rond 1300 (mogelijk 1306) verleende de Utrechtse bisschop Gwijde van Henegouwen Amsterdam stadsrechten. Na zijn dood erfde graaf Willem III het Amstelland, waarna Amsterdam definitief een Hollandse stad was. In 1323 stelde Willem III een tol in op de handel van bier uit Hamburg. De contacten die de stad met bierhandel opdeed, vormden de basis voor de handel op het Oostzeegebied, waar de Amsterdammers in de loop van de 14e en 15e eeuw steeds meer hout en graan vandaan haalden. Graaf Willem IV verleent Amsterdam in het jaar 1342 het "Groot Privilege", hetgeen de positie van de stad zeer versterkt. In de 15e eeuw was de stad de grootste graanschuur van de Noordelijke Nederlanden geworden en de belangrijkste handelsstad van Holland.

De oorspronkelijke bebouwing bevond zich, zoals gezegd, aan weerszijden van de Amstelmonding, langs de huidige Nieuwendijk en Warmoesstraat. De laatste werd aan het eind van de Middeleeuwen de chicste straat van Amsterdam. Door de handel groeide de stad en werden parallel aan het Damrak grachten gegraven en wallen opgeworpen voor nieuwe bebouwing: de huidige Oude- en Nieuwezijds Voor- en Achterburgwallen. In 1300 telde het dorp ongeveer 1.000 inwoners; rond 1400 waren dat er 3.000. Tegen het einde van de 15e eeuw werd een nieuwe ring rond de stad aangelegd: Singel, Kloveniersburgwal en Geldersekade.

Naast handelsstad werd Amsterdam ook een religieus centrum. Belangrijkste aanleiding daarvoor was het Mirakel van Amsterdam, dat zich in 1345 zou hebben afgespeeld in een huis in de Kalverstraat. Een in het vuur geworpen hostie zou volgens de overlevering niet verbrand zijn. De stad telde ruim twintig kloosters en een aantal kerken, waarvan de Oude en Nieuwe Kerk de grootste waren.

De stad kreeg al snel een traditie van burgerlijk bestuur, met een belangrijke rol voor de vroedschap: een college van vooraanstaande burgers die de meeste bestuurders benoemden. Amsterdam was dus een oligarchie. De leden van de vroedschap kozen zelf nieuwe leden voor hun gezelschap (coöptatie). De schepenen, die belast waren met de rechtspraak, werden benoemd door de stadhouder van Holland.

Gouden Eeuw

Bestand:Amsterdam-vogelvlucht-1544 grt.jpg
Amsterdam in 1544

In de 16e eeuw keerde de stad zich aanvankelijk tegen de reformatie, ook al werd enthousiast meegedaan met de Beeldenstorm (1566). De stad stond aan de zijde van de Spaanse koning Filips II tussen het begin van de Opstand tegen Spanje (1568, het begin van de Tachtigjarige Oorlog) en de Satisfactie van 1578, waarna de stad zich verzoende met de overige steden van Holland. Handelsbelangen speelden een belangrijke rol bij de ommezwaai, bekend als de Alteratie, omdat Amsterdam geïsoleerd raakte en andere steden de handel over dreigden te nemen.

Bestand:AdamKaart1640.jpg
Amsterdam in 1640

De inname van Antwerpen door de Spanjaarden in 1585 bood Amsterdam ongekende kansen. Antwerpen was tot dan toe de voornaamste handelsstad in de regio, met de Val van Antwerpen neemt Amsterdam die positie over. Vele Antwerpse kooplieden kozen domicilie in Amsterdam; door de blokkade van de Schelde door de Geuzen slonk de invloed van Antwerpen nog verder. Ook veel Portugese joden vluchtten naar Amsterdam; zij namen hun handelsnetwerk mee. Een periode van ongekende bloei en expansie brak aan voor Holland en Amsterdam, beter bekend als de Gouden Eeuw.

Naast de Oostzeehandel werden nieuwe contacten gezocht. In 1595 stuurden Amsterdamse kooplieden Cornelis de Houtman naar Indië; Amsterdam werd de grootste aandeelhouder in de in 1602 opgerichte Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), de eerste BV ter wereld. Naast de VOC ontstaan in de Gouden Eeuw ook de Beurs en de Wisselbank. Amsterdam is daarmee niet alleen de belangrijkste handelsstad, maar ook het financiële centrum van het toenmalig Europa.

In de Gouden Eeuw bloeit ook de kunst, een kleine greep uit de kunstenaars die in die tijd in Amsterdam leefden: de schrijvers/dichters P.C. Hooft, Joost van den Vondel en Bredero, de schilder Rembrandt en de componist Sweelinck. In 1632 werd het Athenaeum Illustre geopend, de voorloper van de Universiteit van Amsterdam.

Tegen het einde van de 16e eeuw was de stad vooral aan de oostzijde gegroeid, voorheen de Lastage genoemd. In de 17e eeuw groeit de bevolking van 30.000 naar 210.000 inwoners. De regenten plannen een forse stadsuitbreiding en tussen 1612 en 1663 komt de karakteristieke grachtengordel tot stand tot aan de huidige Leidsegracht. Aan de parallel lopende Heren-, Keizers- en Prinsengracht hebben zich vooral de gegoede burgerij gevestigd. Voor de stadsuitbreiding heeft Amsterdam natuurlijk arbeiders nodig, immigranten – uit binnen- en buitenland - trekken naar Amsterdam. Deze vestigen zich in krappe huizen in de drassige buurt ten Westen van de grachtengordel, de Jordaan is daar een voorbeeld van.

In 1655 werd een nieuw stadhuis in gebruik genomen, gebouwd op de Dam naar een ontwerp van bouwmeester Jacob van Campen.

18e en 19e eeuw

Amsterdam in 1866
Uitbreidingsplannen van Kalff-Niftrik uit 1875

Van 1650 tot 1850 groeide het oppervlak van de stad Amsterdam niet veel, toch was er geen sprake van stagnatie. Het inwoneraantal bleef groeien en ook de rijkdom van Amsterdam wordt in eerste instantie geconsolideerd. De handel op de Oostzee en met Frankrijk en Engeland blijft tot aan het einde van de 18e eeuw voor veel bedrijvigheid zorgen.

De werkelijke neergang van Amsterdam moeten we in de Bataafs-Franse tijd zoeken, toen als gevolg van het continentaal stelsel de plaatselijke economie vrijwel stil kwam te liggen. Aan de Gouden Eeuw en de toppositie van Amsterdam komt een einde met de Vierde Engelse Oorlog van 1780 tot 1784 en de Franse overheersing. De genadeslag voor de handel en daarmee Amsterdam komt in 1795 als Napoleon de haven sluit. Bewoners vertrekken, huizen staan leeg, de stad vervalt.

Bestand:Amsterdam Dens.jpg
Amsterdam in verval

Napoleons broer Lodewijk Napoleon Bonaparte, koning van het Koninkrijk Holland (1806-1810), verklaart bij zijn intrede in Den Haag op 23 juni 1806 Amsterdam tot zijn hoofdstad. In 1808 verhuist hij naar de hoofdstad en neemt hij zijn intrek in het stadhuis op de Dam, dat vanaf dat moment Koninklijk Paleis is. De regering verhuisde mee. Buiten de aanzet tot de vorming van het Rijksmuseum, gebeurde er voor Amsterdam niet veel tijdens de vierjarige regeerperiode van Lodewijk Napoleon.[1] Na de verdrijving van de Fransen in 1813 door Pruisische en Russische troepen, verkiezen de verse monarchen van het geslacht Oranje Den Haag als residentie. Amsterdam blijft de hoofdstad van Nederland, tussen 1815 en 1830 samen met Brussel.

Koning Willem I wil van Amsterdam weer een welvarende stad te maken. Amsterdam krijgt het monopolie van de handel met de koloniën en met grote infrastructurele werken wordt de positie van de zeehaven verbeterd (Noordhollandsch Kanaal en Noordzeekanaal). De stad zit weer in de lift en veel mensen trekken naar de hoofdstad om hun geluk te beproeven. De bevolking groeit, van 180.000 in 1810 naar 520.000 in 1900. Die groei wordt niet alleen veroorzaakt door de handel maar ook door de Industriële Revolutie.

Met de Industriële Revolutie, vanaf omstreeks 1870, begon een nieuwe periode van expansie. Vernieuwing van de handel, nieuwe industrie, nieuwe vormen van bedrijvigheid (financiële dienstverlening) leidden tot een bevolkingsexplosie. De stad is daar niet op berekend en is overvol. De leefomstandigheden van arbeiders zijn bar en boos, we zien krotten, kelderwoningen etc.

Bestand:Kelderwoning.jpg
Kelderwoning in Amsterdam rond 1900

Stadsuitbreiding is noodzakelijk. Na 1875 verrijzen er buiten de Singelgracht slecht gebouwde volkswijken (de zogenoemde revolutiebouw) zoals de Pijp, de Dapperbuurt, de Kinkerbuurt en de Staatsliedenbuurt. Dit heet ook wel de 19e-eeuwse-gordel: nieuwe wijken waarmee voor het eerst buiten de 17e-eeuwse stadsgrenzen werd getreden. De nieuwe wijken werden voornamelijk bewoond door de lagere middenklasse. Armeren vond men vooral in deels verpauperde buurten als de Jordaan en op de Oostelijke Eilanden (o.a. Kattenburg).

De sociale misstanden waar de industriële revolutie mee gepaard ging maakten Amsterdam tot een centrum van de Nederlandse sociaal-democratie.

De oude haven rond het Damrak was veel te klein om de nieuwe groei op te vangen. Bovendien was in 1889 het Centraal Station geopend, gelegen op een eiland dat de stad scheidde van het IJ. In het oosten werden nieuwe havens aangelegd, het Oostelijk Havengebied. Daar was ruimte voor de stoomschepen die goederen van en naar Nederlands-Indië vervoerden, en die emigranten naar onder meer Amerika brachten.

20e eeuw

Luchtfoto van de Grachtengordel en de Binnenstad, Foto: Bureau Monumenten & Archeologie

Het economisch herstel van Amsterdam zet door tot in de 20e eeuw, deze periode wordt zelfs ‘De Tweede Gouden Eeuw’ genoemd. De bevolking blijft maar groeien, in 1930 telt Amsterdam zo’n 757.000 inwoners. In eerste instantie wordt die groei opgevangen in de genoemde 19e-eeuwse gordel.

Na annexatie van (delen van) omliggende gemeenten, zoals Nieuwer-Amstel, Sloten, Watergraafsmeer, Buiksloot, Nieuwendam en Ransdorp in 1896 en 1921 kreeg Amsterdam ruimte voor verdere uitbreiding. Dus wordt er weer gebouwd, onder andere dankzij de Woningwet van 1901 dit keer stukken degelijker dan in de 19e eeuw en met het oogmerk de arbeiders een goede en gezonde woonomgeving te bieden (licht, lucht en ruimte). In deze periode ontstaat de Gordel '20-'40 met o.a. Plan Zuid van Berlage (Amsterdamse School), de Spaarndammerbuurt en Watergraafsmeer (Betondorp).

In de jaren dertig werden plannen ontwikkeld voor verdere uitbreiding van de stad: het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP). De crisis in de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog belemmerden uitvoering van het AUP.

De Amsterdamse haven ontwikkelde zich in de loop van de 20e eeuw in westelijke richting. Langs het Noordzeekanaal ontstond het Westelijk Havengebied. Ten zuidwesten van de stad ontstond in de Haarlemmermeer vanaf de jaren twintig het vliegveld Schiphol, dat zich in de loop der jaren ontwikkelde tot de grote luchthaven.

Amsterdam kende vóór de Tweede Wereldoorlog een omvangrijke joodse gemeenschap, die zich concentreerde in de oostelijke binnenstad, de Transvaalbuurt (Oost) en de Rivierenbuurt (Zuid). Ongeveer 75.000 Amsterdamse joden overleefden de bezettingstijd niet.

Plankaart van het Algemeen Uitbreidingsplan uit 1935.

Na de oorlog werd het AUP grotendeels uitgevoerd; zo verrezen de Westelijke Tuinsteden en in het zuiden Buitenveldert. In de jaren zestig waren er plannen voor zgn. city-vorming: wonen in de binnenstad zou ondergeschikt moeten worden gemaakt aan economische functies. Megalomane ontwerpen voor doorbraken en dempingen deden de ronde. Ook de bouw van een metronet was een onderdeel hiervan. In een aantal buurten kwamen buurtbewoners hier met succes tegen in verzet. Zo werd bijvoorbeeld de aanleg van een brede autoweg dwars door de Nieuwmarktbuurt voorkomen.

Ook in andere opzichten werd Amsterdam in de jaren zestig een centrum van verzet, en wel tegen de overheersende 'burgerlijke' moraal en 'verwaande' gezagsdragers. Provo voerde ludieke acties tegen allerlei autoriteiten, variërend van politie-agenten tot de tabaksindustrie. Studenten bezetten in navolging van voorbeelden uit het buitenland in 1968 het Maagdenhuis, het bestuurscentrum van de Gemeente Universiteit (nu Universiteit van Amsterdam). Hippies sliepen op de Dam en in het Vondelpark.

De jaren zeventig en tachtig zagen enkele belangrijke transformaties, op het gebied van wonen zowel als werken. In de binnenstad en de 19e-eeuwse gordel werd begonnen met de stadsvernieuwing: een proces van sloop en nieuwbouw maar ook van grootschalige renovatie. Veel gezinnen vonden de woningen in de stad te klein en kozen voor groeikernen en groeisteden als Hoofddorp, Purmerend, Lelystad en Almere. Veel bedrijvigheid (bijv. drukkerijen) en grote kantoren trokken ook de stad uit, op zoek naar ruimte en naar bereikbaarheid.

In de stad bood dat ruimte aan mensen en bedrijvigheid waarvoor de stad een aantrekkelijke omgeving vormde. Buurten als de Jordaan werden concentratiegebieden van hoogopgeleide en goed verdienende jongeren die aangetrokken werden door de aantrekkelijke, historische woonomgeving met veel culturele voorzieningen; hun aanwezigheid versterkte het draagvlak voor horeca en allerlei andere dienstverlenende bedrijvigheid.

Deze gentrification en omvorming van de binnenstad tot fun-city werd in de jaren zeventig en tachtig voorafgegaan door talloze acties van krakers, die leegstaande woningen en bedrijfspanden bezetten. Zij eisten meer woonruimte voor jongeren en behoud van leefbare buurten.

De stad veranderde niet alleen demografisch (kleinere huishoudens, minder gezinnen), maar ook etnisch. Al in de jaren vijftig en zestig waren er gastarbeiders uit vooral mediterrane landen als Spanje en Italië. Zij werden in de jaren zestig en zeventig gevolgd door mannen uit Turkije en Marokko. Vooral door gezinshereniging liep het aandeel van allochtonen in de totale bevolking snel op.

Een andere nieuwe groep werd gevormd door de Surinamers. Vooral vlak voor en na de onafhankelijkheid van Suriname (1975) trokken velen van hen naar Nederland, en vooral naar Amsterdam. Veel Surinamers vonden woonruimte in de Bijlmer. Deze hoogbouwwijk was in de jaren zestig en zeventig aangelegd met het oog op gezinnen uit de stad, maar kampte met leegstand omdat de meeste gezinnen een doorzonwoning in een groeikern verkozen boven een woning in een galerijflat.

Door dit alles werd Amsterdam eens te meer een veelkleurige stad, in alle betekenissen van het woord.

Recente ontwikkelingen

Satelietfoto van Amsterdam anno 2000.

Sinds de jaren negentig werden nieuwe woonwijken gebouwd in Nieuw Sloten en De Aker aan de zuidwestkant van de stad en in het Oostelijk Havengebied aan de oostkant van de stad. Sinds enkele jaren verrijst in het IJmeer ten oosten van de stad de geheel nieuwe wijk IJburg op aangeplempte eilanden.

Grootschalige veranderingen in de bestaande stad vinden plaats door stedelijke vernieuwing in de Bijlmer, de Westelijke Tuinsteden en Amsterdam Noord, die sloop van veel woningen tot gevolg heeft. De Zuidas is een groot project voor kantorenbouw in de omgeving van Station Zuid/WTC. In 2002 startte de bouw van de Noord-Zuidlijn, een metroverbinding tussen Amsterdam-Noord, de Binnenstad en Amsterdam-Zuid.