Gebruiker:B kimmel/kladblok: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 16: Regel 16:


[[Bestand:Onderzoekingen naar de vleermuizentrek.ogv|thumb|Vleermuizen worden gevangen, onderzocht en weer vrijgelaten (1940)]]
[[Bestand:Onderzoekingen naar de vleermuizentrek.ogv|thumb|Vleermuizen worden gevangen, onderzocht en weer vrijgelaten (1940)]]
'''Vleermuizen''' (Chiroptera), ook wel '''handvleugeligen''' genoemd, zijn een [[orde (biologie)|orde]] van kleine [[zoogdieren]] die zich actief door de lucht kunnen voortbewegen. Hiertoe hebben ze vleugels die bestaan uit een [[vlieghuid]], opgespannen tussen de vingers van hun voor- en achterpoten en hun staart. De kleinste soorten zijn 2,9 tot 3,4 centimeter lang, wegen 2,0 tot 2,9 gram en hebben een [[spanwijdte (vlucht)|spanwijdte]] van 15 centimeter; de grootste soorten ([[vleerhonden]]) wegen 1,6 kilogram en hebben een spanwijdte van 1,7 meter. Wereldwijd zijn er ruim 1200 [[soort]]en beschreven.
'''Vleermuizen''' (Chiroptera), ook wel '''handvleugeligen''' genoemd, zijn een [[orde (biologie)|orde]] van kleine [[zoogdieren]] die zich actief door de lucht kunnen voortbewegen. Hiertoe hebben ze vleugels die bestaan uit een [[vlieghuid]], opgespannen tussen de vingers van hun voor- en achterpoten en hun staart. Vleermuizen hebben en vrij uniforme lichaamsbouw en -kleur maar verschillen wel sterk in grootte en spanwijdte. De kleinere soorten worden enkele centimeters lang terwijl de grootste vertegenwoordigers tot veertig cm lang kunnen worden en een spanwijdte kunnen bereiken van meer dan anderhalve meter. Wereldwijd zijn er ruim 1200 [[soort]]en beschreven waarmee de Chiroptera, na de [[knaagdieren]], de soortenrijkste groep van zoogdieren is.




Regel 23: Regel 23:
Vleermuizen bieden de mens een aantal voordelen, zij het ten koste van enkele bedreigingen. De mest van vleermuizen ([[guano]]) wordt gewonnen uit grotten en gebruikt als natuurlijke mest voor sierteelt en fruit. Vleermuizen beperken [[insectenplaag|insectenplagen]], waardoor er minder [[pesticide]]n nodig zijn. Sommige soorten worden in [[Azië]] verwerkt in gerechten. In veel culturen worden vleermuizen geassocieerd met duisternis, kwaadwilligheid, hekserij, vampieren en de dood.
Vleermuizen bieden de mens een aantal voordelen, zij het ten koste van enkele bedreigingen. De mest van vleermuizen ([[guano]]) wordt gewonnen uit grotten en gebruikt als natuurlijke mest voor sierteelt en fruit. Vleermuizen beperken [[insectenplaag|insectenplagen]], waardoor er minder [[pesticide]]n nodig zijn. Sommige soorten worden in [[Azië]] verwerkt in gerechten. In veel culturen worden vleermuizen geassocieerd met duisternis, kwaadwilligheid, hekserij, vampieren en de dood.


== Indeling ==
== Evolutie==
Een van de vroegst bekende vleermuizen was ''[[Icaronycteris]]'', waarvan [[fossiel]]en zijn gevonden die dateren van 54 miljoen jaar geleden, uit het [[Eoceen]]. Vleermuizen hebben een kwetsbaar skelet dat moeilijk [[fossilisatie|fossiliseert]]. Naar schattingen is slechts 12% van de [[genera]] teruggevonden in het fossielenbestand.<ref>{{citeer journal |auteur=Eiting, T. P. & Gunnell, G. F. |year=2009 |title=Global completeness of the bat fossil record |journal=Journal of Mammalian Evolution |volume=16 |issue=3 |pages=151–173 |doi=10.1007/s10914-009-9118-x}}</ref> Uit moleculaire analyses is gebleken dat vleermuizen van andere zoogdieren zijn afgesplitst in het [[Eoceen|vroeg-Eoceen]].<ref name="Tsagkogeorga">{{citeer journal |doi=10.1016/j.cub.2013.09.014 |auteur=Tsagkogeorga, G. Parker J. Stupka E. |year=2013 |title=Phylogenomic analyses elucidate the evolutionary relationships of bats (Chiroptera) |journal=Current Biology |volume=23 |pages=2262–2267 |issue=22 |pmid=24184098}}</ref>
Vleermuizen zijn ontstaan in het [[Tertiair|Vroeg-Tertiair]], meer bepaald het [[Eoceen]]. ''[[Icaronycteris]]'' is een van de oudst bekende vleermuizen, van deze soort zijn [[fossiel]]en gevonden die dateren van 54 miljoen jaar geleden. Vleermuizen hebben een kwetsbaar skelet dat moeilijk [[fossilisatie|fossiliseert]]. Naar schattingen is slechts 12% van de [[genera]] teruggevonden in het fossielenbestand.<ref>{{citeer journal |auteur=Eiting, T. P. & Gunnell, G. F. |year=2009 |title=Global completeness of the bat fossil record |journal=Journal of Mammalian Evolution |volume=16 |issue=3 |pages=151–173 |doi=10.1007/s10914-009-9118-x}}</ref> Uit moleculaire analyses is gebleken dat vleermuizen van andere zoogdieren zijn afgesplitst in het [[Eoceen|vroeg-Eoceen]].<ref name="Tsagkogeorga">{{citeer journal |doi=10.1016/j.cub.2013.09.014 |auteur=Tsagkogeorga, G. Parker J. Stupka E. |year=2013 |title=Phylogenomic analyses elucidate the evolutionary relationships of bats (Chiroptera) |journal=Current Biology |volume=23 |pages=2262–2267 |issue=22 |pmid=24184098}}</ref>





Het is niet precies bekend wanneer en hoe vleermuizen hun vermogen tot echolocatie hebben ontwikkeld. Van fossiele vleermuizen uit de [[Green River-formatie]] in [[Wyoming]], [[Verenigde Staten|VS]] is bekend dat de dieren al wel uitstekend konden vliegen maar nog geen ontwikkelde oren hadden waardoor ze waarschijnlijk het vermogen om prooien met ultrageluid op te sporen nog niet bezaten.<ref name="PRIMI">{{Citeer web | url = https://www.nature.com/articles/nature06549| auteur = Nancy B. Simmons, Kevin L. Seymour, Jörg Habersetzer & Gregg F. Gunnell | titel = Primitive Early Eocene bat from Wyoming and the evolution of flight and echolocation| datum = 2008 | doi = https://doi.org/10.1038/nature06549| uitgever = Nature volume 451 | pagina's = 818–821 | bezochtdatum = 4 juli 2024}}</ref>


==Indeling in groepen==
In het verleden werden de vleermuizen in twee [[onderorde]]s ingedeeld: [[Megachiroptera]] (grote vleermuizen) en [[Microchiroptera]] (kleine vleermuizen). De eerste groep bestaat uit grotere soorten, die zich meestal op het zicht oriënteren en die vaak fruit eten; de [[vleerhonden]] behoren hiertoe. De tweede groep bestaat vrijwel alleen uit [[carnivoor|vleeseters]], die zonder uitzondering gebruikmaken van [[echolocatie]]. Tot deze groep behoren alle andere vleermuizen. [[Genetica|Genetisch]] onderzoek heeft echter aangetoond dat de families [[Hoefijzerneuzen|Rhinolophidae]] (hoefijzerneuzen), [[Hipposideridae]] (bladneuzen van de Oude Wereld), [[Megadermatidae]] (reuzenoorvleermuizen), [[Craseonycteridae]] (hommelvleermuis) en [[Rhinopomatidae]] (klapneuzen) in feite nauwer verwant zijn aan de vleerhonden dan aan de andere kleine vleermuizen. Daarom worden ze nu samen met de vleerhonden in de onderorde [[Pteropodiformes]] (ook wel [[Yinpterochiroptera]]) ingedeeld, terwijl de overgebleven Microchiroptera de onderorde [[Vespertilioniformes]] vormen.
In het verleden werden de vleermuizen in twee [[onderorde]]s ingedeeld: [[Megachiroptera]] (grote vleermuizen) en [[Microchiroptera]] (kleine vleermuizen). De eerste groep bestaat uit grotere soorten, die zich meestal op het zicht oriënteren en die vaak fruit eten; de [[vleerhonden]] behoren hiertoe. De tweede groep bestaat vrijwel alleen uit [[carnivoor|vleeseters]], die zonder uitzondering gebruikmaken van [[echolocatie]]. Tot deze groep behoren alle andere vleermuizen. [[Genetica|Genetisch]] onderzoek heeft echter aangetoond dat de families [[Hoefijzerneuzen|Rhinolophidae]] (hoefijzerneuzen), [[Hipposideridae]] (bladneuzen van de Oude Wereld), [[Megadermatidae]] (reuzenoorvleermuizen), [[Craseonycteridae]] (hommelvleermuis) en [[Rhinopomatidae]] (klapneuzen) in feite nauwer verwant zijn aan de vleerhonden dan aan de andere kleine vleermuizen. Daarom worden ze nu samen met de vleerhonden in de onderorde [[Pteropodiformes]] (ook wel [[Yinpterochiroptera]]) ingedeeld, terwijl de overgebleven Microchiroptera de onderorde [[Vespertilioniformes]] vormen.


Regel 73: Regel 80:
De voorpoten van vleermuizen hebben zich ontwikkeld tot vleugels doordat deze een vlieghuid dragen die wordt ondersteund door de verlengde [[onderarm|onder-]] en [[bovenarm]] en met name de sterk verlengde middenhandsbeenderen. De duim is echter geen onderdeel van de vleugel, deze is niet bijzonder vergroot.
De voorpoten van vleermuizen hebben zich ontwikkeld tot vleugels doordat deze een vlieghuid dragen die wordt ondersteund door de verlengde [[onderarm|onder-]] en [[bovenarm]] en met name de sterk verlengde middenhandsbeenderen. De duim is echter geen onderdeel van de vleugel, deze is niet bijzonder vergroot.


De middenhandsbeentjes van de vleermuis, uitgezonderd die van de duim, zijn sterk verlengd om de vlieghuid te kunnen dragen. De vingerkootjes van de tweede vinger (de 'wijsvinger'), zijn vergroeid tot een geheel en de derde vinger (de 'middelvinger') heeft drie kootjes. De vierde en vijfde vingers tenslotte hebben elk twee kootjes. De uiteinden van de vingers zijn aan de randen van de vlieghuid gelegen. De vingertoppen bestaan uit kraakbeen en hebben een '''T'''- vorm. De vingers hebben geen nagels. De duim is hierop een uitzondering, deze is kort en heeft wel een nagel. De duim steekt uit van de vlieghuid en is de enige vinger die onafhankelijk kan bewegen. De duim speelt een cruciale rol bij het vermogen om te klimmen. Bij een aantal vleerhonden is er aan het uiteinde van de tweede ('ring') vinger nog wel een klauwachtig structuurtje aanwezig. Deze heeft echter geen functie meer en wordt beschouwd als rudimentair.
De middenhandsbeentjes van de vleermuis, uitgezonderd die van de duim, zijn sterk verlengd om de vlieghuid te kunnen dragen. De vingerkootjes van de tweede vinger (de 'wijsvinger'), zijn vergroeid tot een geheel en de derde vinger (de 'middelvinger') heeft drie kootjes. De vierde en vijfde vingers tenslotte hebben elk twee kootjes. De uiteinden van de vingers zijn aan de randen van de vlieghuid gelegen. De vingertoppen bestaan uit kraakbeen en hebben een '''T'''- vorm. De vingers hebben geen nagels. De duim is hierop een uitzondering, deze is kort en heeft wel een nagel. De duim steekt uit van de vlieghuid en is de enige vinger die onafhankelijk kan bewegen. De duim speelt een cruciale rol bij het vermogen om te klimmen. Sommige vleermuizen, zoals die uit de familie [[furievleermuizen]] (Furipteridae), hebben geen functionele duimen meer. Bij dergelijke soorten hebben de voorpoten geen grip meer en ze moeten een salto maken om zich met de achterpoten vast te hechten aan het substraat.



Vleermuizen hebben een eelknobbel aan de handpalm die het lopen over de bodem ondersteund.
Bij een aantal vleerhonden is er aan het uiteinde van de tweede ('ring') vinger nog wel een klauwachtig structuurtje aanwezig. Deze heeft echter geen functie meer en wordt beschouwd als rudimentair.

Vleermuizen hebben een eeltknobbel aan de handpalm die het lopen over de bodem ondersteund.


===Vlieghuid===
===Vlieghuid===
Regel 99: Regel 109:
Vleermuizen hebben een unieke bouw van de achterpoten waarbij het heupgewricht 90 tot 180 graden is gedraaid waardoor de knieën ten opzichte van het lichaam niet naar achteren buigen, zoals bij de meeste zoogdieren, maar naar voren. Hierdoor is een vleermuis in staat om de voeten naar voren te bewegen en zo een prooi te vangen en vast te kunnen houden. Ook speelt deze aanpassing een belangrijke rol tijdens het rusten waarbij het dier lange tijd ondersteboven kan blijven hangen.
Vleermuizen hebben een unieke bouw van de achterpoten waarbij het heupgewricht 90 tot 180 graden is gedraaid waardoor de knieën ten opzichte van het lichaam niet naar achteren buigen, zoals bij de meeste zoogdieren, maar naar voren. Hierdoor is een vleermuis in staat om de voeten naar voren te bewegen en zo een prooi te vangen en vast te kunnen houden. Ook speelt deze aanpassing een belangrijke rol tijdens het rusten waarbij het dier lange tijd ondersteboven kan blijven hangen.


De achterpote bezitten -net als de voorpoten- kleine eeltkussens die de vleermuis gebruikt tijdens het lopen over de bodem.
De achterpoten bezitten -net als de voorpoten- kleine eeltkussens die de vleermuis gebruikt tijdens het lopen over de bodem.




Regel 118: Regel 128:


Vleermuizen zijn slechts met enkele vliegende zoogdieren te verwarren, zoals [[vliegende katten]] en [[vliegende eekhoorns]]. Dergelijke zoogdieren kunnen echter niet vliegen maar slechts een sprong- of glijvlucht maken van boom tot boom waarbij ze de vlieghuid gebruiken om omlaag te zweven. Van een actieve vlucht is echter geen sprake.
Vleermuizen zijn slechts met enkele vliegende zoogdieren te verwarren, zoals [[vliegende katten]] en [[vliegende eekhoorns]]. Dergelijke zoogdieren kunnen echter niet vliegen maar slechts een sprong- of glijvlucht maken van boom tot boom waarbij ze de vlieghuid gebruiken om omlaag te zweven. Van een actieve vlucht is echter geen sprake.





==Echolocatie==





Regel 222: Regel 239:
*** {{Stamboom2/einde tak}} Familie: [[Vespertilionidae]] ([[Gladneuzen]])
*** {{Stamboom2/einde tak}} Familie: [[Vespertilionidae]] ([[Gladneuzen]])
{{Stamboom2/einde}}
{{Stamboom2/einde}}




==Bedreiging en bescherming==


Een van de sterkst bedreigde soorten is de [[seychellenkokerstaartvleermuis]] (''Coleura seychellensis''), waarvan in het wild minder dan 100 exemplaren werden gevonden. Door de internationale natuurbeschermingsorganisatie [[International Union for Conservation of Nature and Natural Resources|IUCN]] is aan deze soort de [[beschermingsstatus]] 'ernstig bedreigd' toegewezen (Critically Endangered of CR).<ref name="IUCN2">{{voetnoot web | url = https://www.iucnredlist.org/species/5112/22089794| titel = ''Coleura seychellensis'' - IUCN Red List| auteur = International Union for Conservation of Nature and Natural Resources - Red List}}</ref>


== Verspreiding in Nederland en België ==
== Verspreiding in Nederland en België ==

Versie van 4 jul 2024 21:33

Zie De vleermuis voor afgeleide betekenissen.
B kimmel/kladblok
Fossiel voorkomen: vroeg-Eoceen[1]heden
Corynorhinus townsendii
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Mammalia (Zoogdieren)
Infraklasse:Placentalia (Placentadieren)
Superorde:Laurasiatheria
Orde
Chiroptera
Blumenbach, 1779
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Zoogdieren



Vleermuizen worden gevangen, onderzocht en weer vrijgelaten (1940)

Vleermuizen (Chiroptera), ook wel handvleugeligen genoemd, zijn een orde van kleine zoogdieren die zich actief door de lucht kunnen voortbewegen. Hiertoe hebben ze vleugels die bestaan uit een vlieghuid, opgespannen tussen de vingers van hun voor- en achterpoten en hun staart. Vleermuizen hebben en vrij uniforme lichaamsbouw en -kleur maar verschillen wel sterk in grootte en spanwijdte. De kleinere soorten worden enkele centimeters lang terwijl de grootste vertegenwoordigers tot veertig cm lang kunnen worden en een spanwijdte kunnen bereiken van meer dan anderhalve meter. Wereldwijd zijn er ruim 1200 soorten beschreven waarmee de Chiroptera, na de knaagdieren, de soortenrijkste groep van zoogdieren is.


Vleermuizen zijn de enige zoogdieren die actief kunnen vliegen. De meeste vleermuizen zijn insectivoor of frugivoor (vruchteneter). Enkele soorten hebben een ander dieet: opmerkelijk zijn de vampiervleermuizen, die van het bloed leven van zoogdieren en vogels. Vrijwel alle vleermuizen hebben een nachtelijke levenswijze. Overdag verschuilen ze zich in grotten of andere verlaten schuilplaatsen. Vleermuizen komen wereldwijd voor, met uitzondering van extreem koude gebieden. Ze zijn van groot ecologisch belang, voornamelijk bij bestuiven van bloemen en het verspreiden van zaden; veel tropische planten zijn voor hun voortplanting volledig afhankelijk van vleermuizen.

Vleermuizen bieden de mens een aantal voordelen, zij het ten koste van enkele bedreigingen. De mest van vleermuizen (guano) wordt gewonnen uit grotten en gebruikt als natuurlijke mest voor sierteelt en fruit. Vleermuizen beperken insectenplagen, waardoor er minder pesticiden nodig zijn. Sommige soorten worden in Azië verwerkt in gerechten. In veel culturen worden vleermuizen geassocieerd met duisternis, kwaadwilligheid, hekserij, vampieren en de dood.

Evolutie

Vleermuizen zijn ontstaan in het Vroeg-Tertiair, meer bepaald het Eoceen. Icaronycteris is een van de oudst bekende vleermuizen, van deze soort zijn fossielen gevonden die dateren van 54 miljoen jaar geleden. Vleermuizen hebben een kwetsbaar skelet dat moeilijk fossiliseert. Naar schattingen is slechts 12% van de genera teruggevonden in het fossielenbestand.[2] Uit moleculaire analyses is gebleken dat vleermuizen van andere zoogdieren zijn afgesplitst in het vroeg-Eoceen.[1]



Het is niet precies bekend wanneer en hoe vleermuizen hun vermogen tot echolocatie hebben ontwikkeld. Van fossiele vleermuizen uit de Green River-formatie in Wyoming, VS is bekend dat de dieren al wel uitstekend konden vliegen maar nog geen ontwikkelde oren hadden waardoor ze waarschijnlijk het vermogen om prooien met ultrageluid op te sporen nog niet bezaten.[3]


Indeling in groepen

In het verleden werden de vleermuizen in twee onderordes ingedeeld: Megachiroptera (grote vleermuizen) en Microchiroptera (kleine vleermuizen). De eerste groep bestaat uit grotere soorten, die zich meestal op het zicht oriënteren en die vaak fruit eten; de vleerhonden behoren hiertoe. De tweede groep bestaat vrijwel alleen uit vleeseters, die zonder uitzondering gebruikmaken van echolocatie. Tot deze groep behoren alle andere vleermuizen. Genetisch onderzoek heeft echter aangetoond dat de families Rhinolophidae (hoefijzerneuzen), Hipposideridae (bladneuzen van de Oude Wereld), Megadermatidae (reuzenoorvleermuizen), Craseonycteridae (hommelvleermuis) en Rhinopomatidae (klapneuzen) in feite nauwer verwant zijn aan de vleerhonden dan aan de andere kleine vleermuizen. Daarom worden ze nu samen met de vleerhonden in de onderorde Pteropodiformes (ook wel Yinpterochiroptera) ingedeeld, terwijl de overgebleven Microchiroptera de onderorde Vespertilioniformes vormen.


Uiterlijke kenmerken

Vleermuizen hebben allemaal ongeveer dezelfde lichaamsbouw maar verschillen wel sterk in grootte. De kleinste soort is de Thaise varkensneusvleermuis (Craseonycteris thonglongyai), die ongeveer drie centimeter lang wordt.[4] De grootste soorten zijn die uit het geslacht echte vleerhonden (Pteropus), deze kunnen een lichaamslengte bereiken van 40 centimeter en een spanwijdte van meer dan 1,5 meter.[5]



Kop

Vleermuizen hebben ongeveer 20 tot 378 tanden in de schedel die volgens een bepaalde tandformule zijn gerangschikt in de boven- en onderkaak.


Lichaam

Vleermuizen blijven relatief klein in vergelijking met andere zoogdieren en bereiken in de regel een kopromplengte van ongeveer vijf tot tien centimeter. Als lengtemaat worden bij de vleermuizen vaak ook de spanwijdte van de vleugels en de lengte van de onderarm gebruikt.


Om de krachtige vliegspieren te faciliteren is de gehele voorzijde van het lichaam relatief grof gebouwd. De vergrote borstspier is gehecht aan de massieve schoudergordel. Het schoudergewricht is geen scharniergewricht maar een ingewikkeld kogelgewricht dat de vleermuis in staat stelt om de typische roeiende vleugelbewegingen te maken. Het borstbeen is verbeend en heeft een kiel op het midden in de lengte waaraan de vliegspieren zijn gehecht, zoals ook bij vogels voorkomt. De elleboog, hand en vingers zijn wel voorzien van scharniergewrichten zodat voor een stabiele botconstructie ontstaat tijdens het vliegen.

De achterzijde van het lichaam, zoals het bekkengordel, zijn zwak ontwikkeld en klein. Het zwaartepunt van het lichaam van een vleermuis is hierdoor op het midden gelegen wat een voordeel is bij het vliegen omdat het meer stabiliteit geeft. .

De soort Perimyotis subflavus heeft een geelbruine lichaamsvacht, een zwarte vlieghuid en een roze kleur vingers.

Vleermuizen hebben vrijwel altijd een bruine tot zwarte lichaamsbeharing, er zijn maar weinig soorten die afwijkende vachtkleuren hebben zoals geel, rood

Sommige soorten hebben een geheel witte vacht en lichte vleugels, zoals de [[witte vleermuis (Ectophylla alba) en de spookvleermuizen uit het geslacht Diclidurus.


Ook strepen en andere kleurpatronen komen zelden voor al zijn ook hier weer uitzonderingen zoals de tweestrepige zakvleermuis (Saccopteryx bilineata). Deze soort heeft twee grillige lichtere banden in de lengte aan de rugzijde op een verder donkerbruine vacht

De vrouwtjes hebben in de regel twee tepels maar er zijn uitzonderingen zoals vrouwtjes uit het geslacht Lasiurus die vier tepels bezitten.


De darmen van vleermuizen vrij vrij kort in vergelijking met andere zoogdieren, met name bij de insectenetende soorten. De darmen zijn bij deze soorten ingericht op een snelle spijsvertering. Fruiteters hebben lkangere darmen omdat plantenvezels lastiger te verteren zijn. {{CHECKEN}}.

Voorpoten

De poten van vleermuizen


De voorpoten van vleermuizen hebben zich ontwikkeld tot vleugels doordat deze een vlieghuid dragen die wordt ondersteund door de verlengde onder- en bovenarm en met name de sterk verlengde middenhandsbeenderen. De duim is echter geen onderdeel van de vleugel, deze is niet bijzonder vergroot.

De middenhandsbeentjes van de vleermuis, uitgezonderd die van de duim, zijn sterk verlengd om de vlieghuid te kunnen dragen. De vingerkootjes van de tweede vinger (de 'wijsvinger'), zijn vergroeid tot een geheel en de derde vinger (de 'middelvinger') heeft drie kootjes. De vierde en vijfde vingers tenslotte hebben elk twee kootjes. De uiteinden van de vingers zijn aan de randen van de vlieghuid gelegen. De vingertoppen bestaan uit kraakbeen en hebben een T- vorm. De vingers hebben geen nagels. De duim is hierop een uitzondering, deze is kort en heeft wel een nagel. De duim steekt uit van de vlieghuid en is de enige vinger die onafhankelijk kan bewegen. De duim speelt een cruciale rol bij het vermogen om te klimmen. Sommige vleermuizen, zoals die uit de familie furievleermuizen (Furipteridae), hebben geen functionele duimen meer. Bij dergelijke soorten hebben de voorpoten geen grip meer en ze moeten een salto maken om zich met de achterpoten vast te hechten aan het substraat.


Bij een aantal vleerhonden is er aan het uiteinde van de tweede ('ring') vinger nog wel een klauwachtig structuurtje aanwezig. Deze heeft echter geen functie meer en wordt beschouwd als rudimentair.

Vleermuizen hebben een eeltknobbel aan de handpalm die het lopen over de bodem ondersteund.

Vlieghuid

De vlieghuid wordt ook wel het patagium genoemd en de basis bevindt zich aan de flanken. Het grootste deel van de daadwerkelijke vleugel is gelegen van de zijkant van het lichaam -tussen de poten- en de eerste vinger. Dit deel heet het plagiopatagium en de vlieghuid tussen de vingers tenslotte wordt het dactylopatagium genoemd. Het voorste deel van de vlieghuid loopt van de hals tot de duim en wordt het protopatagium genoemd, het achterste deel is gelegen tussen de eventuele staart en de achterpoten en wordt aangeduid met de staartvlieghuid of uropatagium. De staartvlieghuid wordt ook wel het interfemoraal membraan genoemd en dient naast het vliegen ook voor het vasthouden van prooien en het werpen van de jongen door de vrouwtjes. Het uropatagium wordt aan de achterzijde ondersteund door een uitsteeksel aan de achterpoten dat het spoorbeen of calcar wordt genoemd. Dit vinger-achtig botje is ontstaan uit het hielbeen en wordt alleen gevonden bij vleermuizen. Aan de buitenzijde van het spoorbeen is soms ook een huidflapje aanwezig dat meestal erg klein is en de spoorlob wordt genoemd.

De vlieghuid is ontstaan uit de opperhuid en de lederhuid met de bijbehorende pigmentlaag van de flanken. De huid bestaat uit een zeer elastische, vliesachtige laag welke voorzien is van fijne spiertjes zodat de huid kan worden meebewogen en is daarnaast is uitgerust met een fijne adering zodat de huid goed doorbloed is. De aderen in worden van bloed voorzien door De vlieghuid is vaak sterk nabij de rug gelegen maar bij sommige soorten is de huid lager aangezet, dichterbij de buikzijde. Het oppervlak van de huid is kaal en niet voorzien van haren of veren, alleen de staartvlieghuid is soms voorzien van beharing. De huid kan sterk worden uitgerekt tijdens het vliegen en wordt samengetrokken als de vleermuis in rust is en zijn vleugels tegen het lichaam vouwt. Hierbij wordt de vlieghuid daadwerkelijk kleiner, in tegenstelling tot de vleugels van bijvoorbeeld insecten en vogels die altijd een vaste vorm hebben en worden ingeklapt of worden op opgevouwen. Insectenvleugels bestaan bovendien uit dood materiaal maar de vleugels van vleermuizen kunnen net zoals die van vogels van beschadigingen herstellen als de wond niet te groot is.


De vlieghuid speelt ook een rol in de thermoregulatie. Bij hitte worden de vleugels vergroot zodat het lichaamsoppervlak en hiermee de verdamping van zweet toenemen en de vleermuis kan door met de vleugels te klapperen sneller warmte afgeven aan de omgeving.





Achterpoten

De achterpoten zijn in verhouding veel kleiner en zwakker dan de voorpoten. Ze dienen om tijdens het klimmen het lichaam te ankeren terwijl met de duimen aan de voorpoten het lijf omhoog wordt gehesen. De tenen aan de achterpoten hebben wel allemaal sterke klauwen waarmee de vleermuis zich goed vast kan klemmen aan de ondergrond of aan -als het dier in rust is- aan de bovengrond zoals een tak of het plafond van een grot.


Vleermuizen hebben een unieke bouw van de achterpoten waarbij het heupgewricht 90 tot 180 graden is gedraaid waardoor de knieën ten opzichte van het lichaam niet naar achteren buigen, zoals bij de meeste zoogdieren, maar naar voren. Hierdoor is een vleermuis in staat om de voeten naar voren te bewegen en zo een prooi te vangen en vast te kunnen houden. Ook speelt deze aanpassing een belangrijke rol tijdens het rusten waarbij het dier lange tijd ondersteboven kan blijven hangen.

De achterpoten bezitten -net als de voorpoten- kleine eeltkussens die de vleermuis gebruikt tijdens het lopen over de bodem.


Staart

De staart kan bij vleermuizen heel lang zijn of juist kort en bij een aantal soorten ontbreekt de staart volledig. Sommige groepen van vleermuizen zijn op basis van de staart alleen al te onderscheiden van andere groepen.






Onderscheid met andere dieren

Vleermuizen zijn slechts met enkele vliegende zoogdieren te verwarren, zoals vliegende katten en vliegende eekhoorns. Dergelijke zoogdieren kunnen echter niet vliegen maar slechts een sprong- of glijvlucht maken van boom tot boom waarbij ze de vlieghuid gebruiken om omlaag te zweven. Van een actieve vlucht is echter geen sprake.



Echolocatie

Levenswijze

Europese vleermuizen eten meestal insecten, die in de avondschemer in de lucht gevangen worden met behulp van echolocatie. Omdat er 's winters nauwelijks insecten rondvliegen, houden de in Nederland en België voorkomende soorten een winterslaap, waarbij ze hun metabolisme tot een uiterst laag pitje terugdraaien en hun lichaamstemperatuur maar net boven het vriespunt blijft. Vleermuizen paren vóór de winter, maar de eisprong en bevruchting treden pas een paar maanden later op. Meestal is er maar één jong; dat wordt gezoogd en blijft tijdens de jacht van de moeder op de slaapplaats hangen. Vleermuizen kunnen tot tientallen jaren oud worden en planten zich maar langzaam voort. Ze zijn meestal zeer trouw aan hun standplaats en overwinteringsplaats.

Thermografische afbeelding van een vliegende hond; zijn vleugels houden de lichaamswarmte binnen

Veel vleermuissoorten zijn trogloxenen; ze slapen en overwinteren in vaak grote aantallen in grotten of, bij gebrek aan grotten, in ijskelders, bunkers en forten. Sommige vleermuizen overwinteren ook in boomholten, terwijl dwergvleermuizen hoofdzakelijk in huizen (in de spouw of op zolder) overwinteren. In de zomer verkiezen ze plaatsen die warmer zijn dan bunkers en forten, en komen ze veelvuldig voor op zolders en kerkzolders. Ze hangen daar overdag met hun hoofd naar beneden. Ze kunnen ook ondersteboven in bunkers hangen of aan takken van bomen, onder afdakjes enzovoort. 's Avonds vliegen vleermuizen uit. Ze zijn in de schemering goed te herkennen, in de eerste plaats omdat er in de schemering weinig vogels vliegen en in de tweede plaats omdat hun vlucht nogal afwijkend is. Op jacht naar vliegende insecten hebben ze een zeer onregelmatige vlucht, ze kunnen snel hun vliegrichting aanpassen. Deze vleermuizen zenden namelijk ultrasone geluiden uit die op een prooi weerkaatsen en weer opgevangen worden. Zo kan de vleermuis de afstand tot zijn prooi en omgeving inschatten en vliegt hij opmerkelijk veilig. Vleermuizen kunnen in een volledig donkere kamer vliegen waarin zeer dunne draden gespannen zijn, zonder deze te raken.

In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, zijn vleermuizen niet blind.[6] Bij de eerste onderzoeken naar de mogelijkheid van vleermuizen in het donker te vliegen zonder tegen obstakels aan te botsen, moest Lazzaro Spallanzani vleermuizen blind maken.[7]

De meeste vleermuissoorten zijn promiscue, maar er zijn ook monogame soorten.[8]

Vrouwtjes van de meeste soorten baren slechts een enkel jong maar er zijn uitzonderingen zoals Parastrellus hesperus die er meestal twee baart. Vrouwtjes van soorten uit het geslacht Lasiurus zijn uniek in het feit dat ze meer dan twee jongen ter wereld brengen; zij hebben daartoe als enige groep vier tepels in plaats van twee.

Voortbeweging

De meeste vleermuizen en met name de kleinere soorten kunnen vrij snel lopen over de bodem waarbij de eeltkussens op de voor- en achterpoten worden gebruikt. Met name de kleinere soorten vleeermuizen zijn door hun relatief lkage lichaamsgewicht verbazingwekkend snel verplaatsen over de bodem.


Vleermuizen zijn daarnaast ook goede klimmers die zich met de duimen van de voorpoten ankeren aan het verticale oppervlak en met de achterpoten het lichaam omhoog duwen. Veel soorten kunnen ook horizontaal klimmen door de achterpoten een voor een te verplaatsen waarbij de klauwen gebruikt worden om het lichaam te dragen. Met name de grotere soorten zoals de vleerhonden verplaatsen zich op deze manier vaak door de bomen.


Vleermuizen zijn geen goede zwemmers maar kunnen zich wel redden als ze in het water vallen door kleine sprongetjes te maken waarbij de vleugels worden gebruikt om het lichaam voort te roeien.

Vliegvermogen

Bij het landen wordt de vleugelvorm aangepast en het onderlichaam omlaag gehouden waarna de achterpoten zich ankeren aan het landingsoppervlak.

Vleermuizen lijken op het eerste gezicht wat onhandig te fladderen maar de vleugelbewegingen zijn bij nadere beschouwing gecompliceerd en afhankelijk van de levenswijze van de verschillende soorten. Tijdens het vliegen worden draaiende bewegingen gemaakt waarbij de vleugelpunt elliptische banen beschrijft. De vleugels worden voor het vliegen achterwaarts en naar boven gericht waarbij ze naar voor-onder draaien. De frequentie van de vleugelslag hangt sterk samen met de lichaamsgrootte waarbij grotere soorten een aanmerkelijk langzamere vleugelslag hebben. Ook de vorm van de vleugels speelt een rol bij de frequentie, soorten met kortere of bredere vleugels hebben een langzamere vleugelslag dan die met lange, smalle vleugels.

De breedvleugelige vale vleermuis (Myotis myotis) bereikt een snelheid van ongeveer twintig kilometer per uur. De smalvleugelige soorten rosse vleermuis (Nyctalus noctula) en langvleugelvleermuis (Miniopterus schreibersii) kunnen aanzienlijk sneller vliegen tot vijftig kilometer per uur.


Het zijn met name de kleinere soorten die een zeer grote behendigheid vertonen tijdens de vlucht. De gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) bijvoorbeeld is in de praktijk zelfs in een kleine ruimte bijna onmogelijk te vangen met een vlindernet.


Vleermuizen die ondersteboven hangen beginnen hun vlucht vaak door zich te laten vallen van waaruit een roeivlucht wordt ingezet. Ook kan een hangende vleermuis eerst de vleugels gebruiken om het lichaam in een horizontale positie te brengen waarna het dier zich losmaakt van de bovengrond en de vlucht inzet. Kleinere soorten kunnen vanaf de grond opstijgen door een sprongetje te maken en de vleugels uit te slaan.

Roeivlucht De roeivlucht wordt gebruikt om zich langzaam voort te bewegen in de lucht, bijvoorbeeld als de dieren vliegen van de slaapplaats naar het jachtgebied of een vleermuis patrouilleert op zoek naar prooien.

Glijvlucht De glijvlucht wordt ingezet als een vleermuis een prooi ontdekt en deze geruisloos probeert te benaderen.

Landvlucht Met de landvlucht wordt een langdurige glijvlucht aangeduid die sommige vleermuizen gebruiken om lange tochten te maken, bijvoorbeeld om te migreren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de thermiek.

Wiekelvlucht De wiekelvlucht of helikoptervlucht wordt gebruikt om roerloos boven bijvoorbeeld een bloem te blijven hangen om ongestoord de nectar op te likken. Deze vorm van vliegen is vergelijkbaar met die van een kolibrie.


Voedsel

Australische spookvleermuis (Macroderma gigas) is bekend dat ook hagedissen, kikkers, kleine vogels en kleine zoogdieren worden buitgemaakt, waaronder andere vleermuizen.

Vleermuizen zijn echte voedselspecialisten die een breed scala aan dierlijk en plantaardig voedsel tot zich nemen, afhankelijk van de groep. De meeste soorten leven van dierlijk materiaal en dan voornamelijk insecten. Vrijwel alle soorten in Nederland en België zijn insectivoor en jagen op nachtvlinders en andere nachtactie insecten die met behulp van echolocatie opsporen.


Andere soorten zijn gespecialiseerd op het vangen van vissen, die ze al vliegend uit het water plukken. Veel vissen slapen 's nachts en bevinden zich dan vlak onder het wateroppervlak waar het water zuurstofrijker is. Dergelijke visetende soorten gebruiken hun echolokatievermogen om de rustende vissen onder water waar te nemen waarna ze de prooi buitmaken. Visetende vleermuizen eten hun prooi al vliegend op.,

Vleermuizen in tropische gebied hebben zich vaak gespecialiseerd in plantaardige kost, zoals nectar, fruit en bloemen van verschillende soorten planten. Een aantal soorten heeft zelfs een symbiotische relatie met een bepaalde plant, de vleermuis is daarbij de enige bestuiver van de bloem of speelt een unieke rol als verspreider van de zaden van de plant.

Vleermuisbescherming

Vleermuizen zijn door hun gewoonte om in groepen te rusten zeer kwetsbaar. Bij instorting, overstroming en dergelijke kan een hele kolonie worden verwoest. Ook planten vleermuizen zich traag voort. Sommige soorten zijn pas na enige jaren geslachtsrijp, en een worp bestaat vaak uit niet meer dan één jong.

Door de beschadiging van hun habitat (habitatverlies) is vleermuisbescherming nodig. Goede roestplaatsen overdag (holle bomen) en goede overwinteringsplaatsen, met zeer weinig verstoring, veiligheid voor roofdieren en de mens en een temperatuur die 's winters niet onder het vriespunt zakt, zijn schaars. In cultuur gebrachte landschappen worden vaak armer aan insecten. Veel vleermuizen hebben om zich te oriënteren 'corridors' nodig van heggen of bomenrijen om zich over grotere afstanden te kunnen verplaatsen: ze begeven zich niet graag ver van een peilbaar echobaken. In de Europese Unie zijn alle soorten bij wet beschermd.

België en Nederland werden in 1991 partij bij het EUROBATS-verdrag (Agreement on the Conservation of Populations of European Bats).

Alle Belgische en Nederlandse vleermuizen zijn beschermde dieren en dienen daarom op geen enkele wijze verstoord te worden.

Sagen

Sommige mensen vinden vleermuizen angstaanjagend. Mogelijk doordat enkele kleine soorten (vampiervleermuizen, uitsluitend in Zuid-, Midden- en als dwaalgasten in het zuiden van Noord-Amerika) van bloed leven, worden vleermuizen geassocieerd met vampiers. Dat klopt echter niet, omdat vampiervleermuizen, anders dan graaf Dracula en zijn soortgenoten, hun slachtoffers bijvoorbeeld niet leegdrinken. Ook drinken ze meestal niet bij mensen, maar bij andere dieren bloed. Wel kunnen vampiervleermuizen ziekten overbrengen, zoals hondsdolheid en MERS.[9] Begin 2020 werden vleermuizen genoemd in verband met de pandemie van het Covid-19-virus en de theorie dat dit virus oorspronkelijk vleermuizen als gastheer moet hebben gehad.[10][11]

Er doen verhalen de ronde dat vleermuizen per ongeluk in het haar van mensen vast komen te zitten. Hoewel niet onmogelijk, is dit wel bijzonder onwaarschijnlijk. Een losse haar is voor vleermuizen weliswaar niet te peilen, maar een hele bos haar (en, nog belangrijker, het hoofd dat daaronder zit) is met behulp van echolocatie goed te ontwijken. Sommige harige motten maken wel gebruik van hun beharing om zich moeilijker vindbaar te maken voor de vleermuis.

Symboliek

In de iconografie is een vleermuis het symbool van de gepersonifieerde nacht.[12] De vleermuis is ook een populair symbool bij bijvoorbeeld spookhuizen, in griezelverhalen en in de gothic-subcultuur. Verder zijn vleermuispoppetjes ook wel in gebruik bij speleologen als een speelse mascotte die hun hobby symboliseert.

Taxonomie

Zie Lijst van vleermuizen naar familie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.



Bedreiging en bescherming

Een van de sterkst bedreigde soorten is de seychellenkokerstaartvleermuis (Coleura seychellensis), waarvan in het wild minder dan 100 exemplaren werden gevonden. Door de internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN is aan deze soort de beschermingsstatus 'ernstig bedreigd' toegewezen (Critically Endangered of CR).[13]

Verspreiding in Nederland en België

In Nederland en België zijn twintig soorten gladneuzen en twee soorten hoefijzerneuzen waargenomen, waarvan een groot deel schaars, zeldzaam of zeer zeldzaam is.[14][15] Hoefijzerneuzen zijn in Nederland en België zeer zeldzaam. Ongeveer acht soorten gladneuzen komen in Nederland en Vlaanderen (plaatselijk) vrij algemeen voor: de watervleermuis[16], de ruige en de gewone dwergvleermuis[17], de gewone grootoorvleermuis[18], de rosse vleermuis, de laatvlieger, de baardvleermuis en de meervleermuis.[19]

In Nederland en België voorkomende soorten

Familie Hoefijzerneuzen (Rhinolophidae)

Geslacht Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Voorkomen België Voorkomen Nederland[20]
Echte hoefijzerneuzen (Rhinolophus) Rhinolophus ferrumequinum Grote hoefijzerneus Ja Verdwenen
" Rhinolophus hipposideros Kleine hoefijzerneus Ja Verdwenen

Familie Gladneuzen (Vespertilionidae)

Geslacht Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Voorkomen België Voorkomen Nederland[20]
Myotis Myotis mystacinus Baardvleermuis Ja Vrij zeldzaam
" Myotis brandtii Brandts vleermuis Ja Zeer zeldzaam
" Myotis daubentonii Watervleermuis Ja Algemeen
" Myotis nattereri Franjestaart Ja Vrij zeldzaam
" Myotis emarginatus Ingekorven vleermuis Ja Zeldzaam
" Myotis dasycneme Meervleermuis Ja Vrij zeldzaam
" Myotis myotis Vale vleermuis Ja Zeer zeldzaam
" Myotis bechsteinii Bechsteins vleermuis Ja Zeer zeldzaam
" Myotis alcathoe Nimfvleermuis Ja ?
Grootoorvleermuizen (Plecotus) Plecotus auritus Gewone grootoorvleermuis Ja Vrij zeldzaam
" Plecotus austriacus Grijze grootoorvleermuis Ja Zeer zeldzaam
Dwergvleermuizen (Pipistrellus) Pipistrellus pipistrellus Gewone dwergvleermuis Ja Algemeen
" Pipistrellus pygmaeus Kleine dwergvleermuis Ja Zeldzaam
" Pipistrellus nathusii Ruige dwergvleermuis Ja Algemeen
" Pipistrellus kuhlii Kuhls dwergvleermuis Ja Nee
" Eptesicus serotinus Laatvlieger Ja Algemeen
Eptesicus Eptesicus nilssonii Noordse vleermuis Ja Dwaalgast
Vespertilio Vespertilio murinus Tweekleurige vleermuis Ja Zeer zeldzaam
Nyctalus Nyctalus noctula Rosse vleermuis Ja Vrij zeldzaam
" Nyctalus leisleri Bosvleermuis Ja Zeer zeldzaam
" Nyctalus lasiopterus Grote rosse vleermuis Ja Nee
Barbastella Barbastella barbastellus Mopsvleermuis Ja Verdwenen


BRONNEN

AFBEELDINGEN

ringen


Category:Bat wing bones



Externe links

Zie de categorie Chiroptera van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

[[Categorie:Vleermuizen| ]]