Frans Adam van der Duyn van Maasdam: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
[[Bestand:HogendorpDuynStirum.jpg|thumb|right|Het [[Driemanschap van 1813]]: [[Gijsbert Karel van Hogendorp]], Frans Adam van der Duyn van Maasdam en [[Leopold van Limburg Stirum]] op het monument op [[Plein 1813]] te [[Den Haag]]]]
[[Bestand:HogendorpDuynStirum.jpg|thumb|right|Het [[Driemanschap van 1813]]: [[Gijsbert Karel van Hogendorp]], Frans Adam van der Duyn van Maasdam en [[Leopold van Limburg Stirum]] op het monument op [[Plein 1813]] te [[Den Haag]]]]
'''Adam Frans Jules Armand graaf van der Duyn''', heer van van Maasdam ([[Deventer]], [[13 april]] [[1771]] - [['s-Gravenhage]], [[19 december]] [[1848]]) was een lid van de familie [[Van der Duyn]] en officier en kamerheer van de erfprins, die na het vertrek van de Fransen eind 1813 in een driemanschap met [[Gijsbert Karel van Hogendorp]] en [[Leopold van Limburg Stirum]] het [[Driemanschap_van_1813|Voorlopig Bewind]] vormde. In 1814 en 1815 maakte hij deel uit van de commissies die de [[Nederlandse Grondwet|Grondwet]] opstelden. In 1815 was hij buitengewoon lid van de dubbele [[Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden]] (8 - 19 augustus 1815) voor de goedkeuring van de grondwet van 1815. Daarna werd hij [[Gouverneur#Nederland|Gouverneur]] van het zuidelijk deel van [[Holland]] (na 1840 [[Zuid-Holland]]), hoewel hij dat ambt niet had begeerd. Als Gouverneur wenste hij niet mee te werken aan het uit de [[Raad van State (Nederland)|Raad van State]] weren van Van Hogendorp, toen die in de ogen van de koning te kritisch werd. In 1848 benoemde [[Willem II der Nederlanden|Willem II]], wiens [[hofmaarschalk]] hij was, hem tot [[Eerste Kamer]]lid om de voorstellen tot herziening van de Grondwet aan een meerderheid te helpen.
'''Adam Frans Jules Armand graaf van der Duyn''', heer van van [[Maasdam]] ([[Deventer]], [[13 april]] [[1771]] - [['s-Gravenhage]], [[19 december]] [[1848]]) was een lid van de familie [[Van der Duyn]] en officier en kamerheer van de erfprins, die na het vertrek van de Fransen eind 1813 in een driemanschap met [[Gijsbert Karel van Hogendorp]] en [[Leopold van Limburg Stirum]] het [[Driemanschap_van_1813|Voorlopig Bewind]] vormde. In 1814 en 1815 maakte hij deel uit van de commissies die de [[Nederlandse Grondwet|Grondwet]] opstelden. In 1815 was hij buitengewoon lid van de dubbele [[Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden]] (8 - 19 augustus 1815) voor de goedkeuring van de grondwet van 1815. Daarna werd hij [[Gouverneur#Nederland|Gouverneur]] van het zuidelijk deel van [[Holland]] (na 1840 [[Zuid-Holland]]), hoewel hij dat ambt niet had begeerd. Als Gouverneur wenste hij niet mee te werken aan het uit de [[Raad van State (Nederland)|Raad van State]] weren van Van Hogendorp, toen die in de ogen van de koning te kritisch werd. In 1848 benoemde [[Willem II der Nederlanden|Willem II]], wiens [[hofmaarschalk]] hij was, hem tot [[Eerste Kamer]]lid om de voorstellen tot herziening van de Grondwet aan een meerderheid te helpen.
Hij werd op 28 augustus 1814 benoemd in de ridderschap van Holland en verkreeg, net als zijn nageslacht, zo het predicaat [[jonkheer]]. Op 16 september 1815 werd hem verleend de titel van graaf met overgang bij eerstgeboorte.
Hij werd op 28 augustus 1814 benoemd in de ridderschap van Holland en verkreeg, net als zijn nageslacht, zo het predicaat [[jonkheer]]. Op 16 september 1815 werd hem verleend de titel van graaf met overgang bij eerstgeboorte.



Versie van 2 jan 2015 18:39

Het Driemanschap van 1813: Gijsbert Karel van Hogendorp, Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum op het monument op Plein 1813 te Den Haag

Adam Frans Jules Armand graaf van der Duyn, heer van van Maasdam (Deventer, 13 april 1771 - 's-Gravenhage, 19 december 1848) was een lid van de familie Van der Duyn en officier en kamerheer van de erfprins, die na het vertrek van de Fransen eind 1813 in een driemanschap met Gijsbert Karel van Hogendorp en Leopold van Limburg Stirum het Voorlopig Bewind vormde. In 1814 en 1815 maakte hij deel uit van de commissies die de Grondwet opstelden. In 1815 was hij buitengewoon lid van de dubbele Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden (8 - 19 augustus 1815) voor de goedkeuring van de grondwet van 1815. Daarna werd hij Gouverneur van het zuidelijk deel van Holland (na 1840 Zuid-Holland), hoewel hij dat ambt niet had begeerd. Als Gouverneur wenste hij niet mee te werken aan het uit de Raad van State weren van Van Hogendorp, toen die in de ogen van de koning te kritisch werd. In 1848 benoemde Willem II, wiens hofmaarschalk hij was, hem tot Eerste Kamerlid om de voorstellen tot herziening van de Grondwet aan een meerderheid te helpen. Hij werd op 28 augustus 1814 benoemd in de ridderschap van Holland en verkreeg, net als zijn nageslacht, zo het predicaat jonkheer. Op 16 september 1815 werd hem verleend de titel van graaf met overgang bij eerstgeboorte.

Voorganger:
F.A. van Leyden van Westbarendrecht
Gouverneur van Zuid-Holland
1817-1844
Opvolger:
J.A. baron van der Heim van Duivendijke