Duitse aanval op Nederland in 1940

Dit artikel behandelt de Duitse aanval op Nederland in de meidagen van 1940. De aanval begon op 10 mei, Nederland capituleerde op 14 mei.

Voor een meer uitgebreide behandeling van de gehele oorlog raadplege men de artikelen over de Tweede Wereldoorlog (het internationale verloop van de Tweede Wereldoorlog) en Nederland in de Tweede Wereldoorlog voor de algehele bezetting van Nederland.
Duitsland viel gelijktijdig ook Luxemburg en België aan. Zie hiervoor het artikel Tweede Wereldoorlog/Aanval op België.

Strategische redenen

Reeds in de Eerste Wereldoorlog probeerde Duitsland het von Schlieffenplan uit te voeren. Dit plan behelsde een omtrekkende beweging door België om een aanval op Frankrijk uit te voeren. In de Eerste Wereldoorlog mislukte dit plan door verschillende oorzaken. Hierover bestaat onder militaire historici verschil van mening. Sommigen achtten het plan te ambitieus, anderen meenden dat het Duitse leger in de Eerste Wereldoorlog te weinig mobiel was voor een dergelijk plan. Hitler meende dat ook de beperkte doorgang door België een knelpunt was. Hij besloot daarom dat ook het gebied van Nederlands Zuid-Limburg noodzakelijk bij de aanval betrokken moest worden.

Dat dit een schending van de Nederlandse neutraliteit noodzakelijk maakte, was jammer maar niet meer dan dat ('Wanneer we de oorlog gewonnen hebben, vraagt niemand daar meer naar'). Men keek daarbij voorbij aan de gevolgen buiten Europa. Immers het nog neutrale Nederlands-Indië was een belangrijke bron van olie voor de Japanse oorlog tegen China. (De latere, gezamenlijke olieboycot met Engeland en de Verenigde Staten bracht Japan tot zijn aanval op Pearl Harbor en de verovering van het latere Indonesië).

In het algemene beeld van de aanval op Frankrijk was Nederland slechts een zijdelingse operatie. De enige reden dat Duitsland toch een redelijke legermacht tegen Nederland in het veld bracht, was dat zij niet het risico wilden lopen dat een omvangrijke Engelse interventiemacht in Nederland zou landen en vanuit Nederland het Duitse Ruhrgebied zou bedreigen.

Het aanvalsplan

Het algemene Duitse aanvalsplan was verdeeld over drie legergroepen. Legergroep C onder Wilhelm von Leeb bleef gelegerd tegenover de Franse Maginot linie. Leger groep B, bestaande uit Küchlers 18e leger, een pantserdivisie en luchtlandingssteun, zou Nederland aanvallen. Reichenau's 6e leger, met twee pantserdivisies, zou over de Belgische vlakte oprukken. Het sterkst was legergroep A onder von Rundstedt. Deze legergroep bestond uit Kluges 4de leger, Lists 12de leger, Ernst Buschs 16de leger, en Maximilian von Weichs's 2de leger. Deze legergroep telt anderhalf miljoen man en 1200 tanks, groter dan het 800.000 man tellende Franse leger.

Voor de aanval op Nederland werd ingezet: generaal von Küchlers 18e leger, versterkt met de 9e pantserdivisie en twee SS-divisies. Dit leger was verdeeld in twee korpsen. Het 10e corps met 3 ss-regimenten had tot taak door Gelderland de Nederlanse hoofdverdediging bij de Grebbeberg aan te vallen. Het 16e korps, voorafgegaan door de 7de pantserdivisie, zou door Limburg en Noord-Brabant aanvallen, om over de Moerdijkbrug naar Den Haag op te rukken. Generaal Kurt Student zou met de 7de Flieger Division de Moerdijkbrug en de bruggen bij Dordrecht en Rotterdam bezetten. Generaal von Sponeck landde met de 22e luchtlandingsdivisie bij Den Haag. De 1e cavaleriedivisie zou Noord-Nederland voor haar rekening nemen.

Spionage

Voorafgaande aan de Duitse inval voerde het Duitse Rijk de spionage fors op. Ten gevolge hiervan kon bijvoorbeeld bij de inval de commandant van de 207e infanteriedivisie beschikken over een gedetailleerde kaart van de Grebbeberg, met mijnenvelden, commandoposten, kazematten en inundaties. Ook de commandanten van de slag om de residentie beschikten over uitmuntende kaarten van de stad, compleet met locaties van het koninlijk huis en de voornaamste verdedigingsposten.

Spionage vond bijvoorbeeld plaats door de Duitse kapitein Kriebel, die op 23 februari 1940 per trein in Den Haag arriveerde, en van hieruit per auto de Grebbeberg verkende. Majoor Mantey en Generaal-Majoor Zickwolf, de commandant van de Duitse 227e divisie, behoorden eveneens tot de vroegtijdige 'bezoekers' van ons land. Voor het verkennen van de Grebbelinie maakten de Duitsers dankbaar gebruik van de uitkijktoren in Ouwehands dierenpark.
Toen ministerpresident Jhr. de Geer op de spionage gewezen werd, achtte hij de economische betekenis van de openstelling van de toren belangrijker dan mogelijke risico's voor de staatsveiligheid.

Ook op andere plaatsen gaven economische motieven vaak de doorslag. Zo werden bij de Grebbelinie en bij andere stellingen verzoeken tot het kappen van bomen afgewezen, omdat dit tot hoge schadeclaims van boeren zou kunnen leiden.

Vooravond

In augustus 1939 werd Nederland gemobiliseerd. Op vitale punten waren bunkers gebouwd; daarmee was Nederland voldoende voorbereid, meende men. Men realiseerde zicht niet dat de gemobiliseerde troepen sinds de mobilisatie de eigen stellingen had gebouwd. Ze waren als grondwerker aktief geweest, maar niet getraind als soldaat. Het standaardwapen was het Oostenrijkse Manlicher geweer uit 1890.

Geruchten over de smokkel van Nederlandse militaire uniformen naar Duitsland vermochten de Nederlandse regering niet in paniek te brengen. Nederland kende immers toch al honderd jaar vrede? En in de Eerste Wereldoorlog was het land toch ook neutraal gebleven? Ook toen er steeds meer krantenberichten opdoken over het samentrekken van Duitse troepen aan de Nederlandse grens, werden deze berichten door minister president de Geer genegeerd. Een waarschuwing van de Nederlandse spionagedienst, dat Duitsland begin mei Nederland zou aanvallen, werd door de regering 'niet betrouwbaar' geacht.

Private initiatieven kwamen beter van de grond: o.a. in Leeuwarden en Den Haag werden op privé- of bedrijfsinitiatief luchtafweergeschut in Zwitserland aangekocht en geplaatst.

Majoor Sas, militair attaché in Berlijn, liet weten dat Adolf Hitler op 12 november 1939 een aanval op Nederland wil uitvoeren. Zijn berichten werden vol ongeloof ontvangen. Slechts na persoonlijke inzet van koningin Wilhelmina werd op 9 november en 10 november het gebied voor de Grebbelinie onder water gezet. 2000 mensen moesten evacueren. Toen 12 november voorbij ging zonder inval, keerde de rust snel terug.

Op 10 januari 1940 maakte een Duits militair vliegtuigje een noodlanding bij Maasmechelen in België. De inzittenden probeerden in paniek papieren te verbranden; deze papieren bevatten het plan Fall Gelb, het Duits offensief tegen Frankrijk, België en Nederland. De Nederlandse inlichtingendienst besloot dat de manoeuvre een misleiding was.

De inlichtingenbron van majoor Sas was kolonel Hans Oster, werkzaam bij de Duitse spionagedienst. Toen Hitler de planning van Fall Gelb wijzigde, belde deze verschillende malen nieuwe datums door. De opeenvolgende wijzigingen van de datums veroorzaakten in politiek Den Haag steeds meer ongeloof. Toen Sas dan ook op 9 mei meldde: morgenvroeg bij het aanbreken van de dag, was er vrijwel niemand meer die hem geloofde.

Toch bleeft Nederland in deze dagen niet helemaal achteloos. Toen een Nederlandse vlieger rapporteerde hoe Duitse luchtlandingstroepen in april zich snel meester maakten van Noorse vliegvelden, besloot de regering elk strategisch gelegen vliegveld (Schiphol, Ockenburg, Valkenburg) door een bataljon infanterie te laten bewaken. De regering stelde zich hierbij echter in op kleine luchtlandingen naar 'Noors model'.

Het Nederlandse verdedigingsplan

Bestand:NederlandseVerdediging3.jpg

De Nederlandse verdediging bestond uit 3 linies. De voorste linie bestond uit de stelling Wons die de oostpunt van de Afsluitdijk moest dekken, en verder uit de IJssel en Maas.

De tweede linie bestond uit de Grebbelinie, die van het IJsselmeer tot de Rijn liep. Hier ging de Grebbelinie via de grote rivieren over in de Peel-Raamstelling. De Grebbelinie was nieuw. Toen op 5 februari de dan 63 jarige luitenant-generaal H.G. Winkelman generaal I.H. Reijnders opvolgde als opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten (Reijnders had een conflict met zowel minister Dijxhoorn van Oorlog als met minister-president de Geer), concludeerde Winkelman dat de Hollandse waterlinie te dicht bij de grote steden Amsterdam en Utrecht lag om deze steden goed te kunnen verdedigen. Hij legde daarom nadruk op de Grebbelinie. In het verlengde vande Grebbelinie liep in Noord-Brabant de Peel-Raamstelling, meestal kortweg Peellinie genoemd.

De vesting Holland, achter genoemde Hollandse waterlinie, vormde de laatste terugvalmogelijkheid. Deze linie beschermde alleen het hart van Holland met de grote bevolkingscentra.

De nacht van 9 op 10 mei

Op X-zeit, om 03.00 uur (volgens andere bronnen: 03.55 uur) overschreden vier pantsertreinen de Duits-Nederlandse grens. Tegelijkertijd vlogen grote eskaders van de Luftwaffe over onze grens.

Het Luchtwachtbureau liet de Hilversumse radio melden dat honderden vreemde vliegtuigen van onbekende nationaliteit de oostgrens passeren in westelijke richting. In Den Haag stond minister van Defensie Dijxhoorn om 04.00 uur net op het punt het Luchtwachtbureau te verzoeken op te houden paniek te zaaien, toen berichten uit andere bron de inval bevestigden.

10 mei

Toen de opeenvolgende berichten bij het Nederlandse opperkommando en de Nederlandse regering binnenkwamen, deelde het Algemeen Hoofdkwartier om 05.15 mede: Van drie uur af hebben Duitsche troepen de grens overschreden. Vliegaanvallen zijn geprobeerd op enkele vliegvelden. Weermacht en afweer zijn paraat bevonden. Voor zover bekend zijn ten minste 6 Duitsche vliegtuigen neergehaald..

De Duitse gezant overhandigde om 06.00 uur een verklaring, waarin de inzet van een geweldige troepenmacht werd aangekondigd. Duitsland garandeerde de staat van bezit in Europa en overzee indien verzet zou uitblijven. Zo niet, dan bestond er gevaar voor volledige vernietiging van land en staatsbestel. Als motivatie vermeldde men een dreigende inval van Frankrijk en Engeland in Belgie, Nederland en Luxemburg. In hun antwoord wees de regering de Duitse aanval verontwaardigd af en verklaarde dat Nederland geen enkele overenkomst heeft gesloten of overwogen met welke natie dan ook. Nederland verklaarde dat het zich in oorlog beschouwde met het Duitse Rijk.

De regering liet haar vertegenwoordigers in Parijs en Londen weten dat "aan ons land te verleenen bijstand welkom zal zijn." Op hun beurt lieten de Franse en Engelse regeringen weten, dat deze hulp zou worden verleend. Nog diezelfde avond rukte een Frans legerkorps op richting België.

Koningin Wilhelmina richtte een proclamatie tot het Nederlandse volk:

Mijn Volk,

Nadat ons land met angstvallige nauwgezetheid al deze maanden een stipte neutraliteit had in acht genomen, en terwijl het geen ander voornemen had dan deze houding streng en consequent vol te houden, is in de afgeloopen nacht door de Duitsche weermacht zonder de minste waarschuwing een plotselinge aanval op ons gebied gedaan. Dit niettegenstaande de plechtige toezegging dat de neutraliteit van ons land zou worden ontzien, zoo lang wij haar zelf handhaafden.

Ik richt hierbij een vlammend protest tegen deze voorbeeldelooze schending van de goede trouw en aantasting van wat tusschen beschaafde staten behoorlijk is. Ik en Mijn regeering zullen ook thans onze plicht doen. Doet gij den uwen, overal en in alle omstandigheden, ieder op de plaats waar hij is gesteld, met de uiterste waakzaamheid en met die innerlijke rust en overgave waartoe een rein geweten in staat stelt.

WILHELMINA

De proclamatie werd 's avonds in alle kranten afgedrukt.

Duitse burgers in Nederland kregen huisarrest. Het verspreiden van pamfletten werd verboden. De ministers van Buitenlandse zaken en de minister van Koloniën vetrokken naar Londen voor overleg met de geallieerden.

De Nederlandse regering bleek in deze eerste oorlogsdagen een meester in de selectieve informatievoorziening. Er werd slechts weinig concrete informatie aan de Nederlandse bevolking doorgegeven. Alles wat de "Nieuwe Rotterdamsche Courant" 's avonds kon melden, is dat de Duitsers met vier pantsertreinen waren binnengevallen. Een ervan was bij Venlo samen met de spoorbrug in de lucht gevlogen. Ook de andere drie zouden vernietigd zijn. Verder zouden 70 Duitse vliegtuigen zijn neergehaald. Er werd met geen woord gerept over de andere Duitse troepen. Ook zouden er "zwakke, in het binnenland gelande vijandelijke afdeelingen trachten zich te handhaven." De werkelijkheid was, dat Duitsland in de grootste luchtlandingsoperatie uit de geschiedenis rond de residentie meer troepen had gedropt dan de verdediging van Den Haag sterk was. Troepen die bovendien beter getraind en beter bewapend waren - zie de slag om de residentie hierna.

IJssel en Maaslinie

De IJssellinie en de Maaslinie vormden de eerste verdedigingslinie. Gebouwd in de periode 1936-1940, waren beiden niet bedoeld als langdurige verdedigingslinie. De bijna 900 kazematten (bunkers) waren onvoldoende om de beide rivieren adequaat te verdedigen. Ook was er onvoldoende artillerie. Verdedigd waren met name de rivierovergangen.

Duitse troepen vielen aan in de vroege morgen bij Arnhem/Westervoort en Doesburg, maar slaagden er niet in om de bruggen in handen te krijgen, ondanks de inzet van Duitse soldaten in Nederlandse uniformen. Wel lukte het de Duitse artillerie om in korte tijd de Nederlandse verdediging uit te schakelen, waarna Duitse troepen reeds om 08.00 op de westelijke oever stonden. Ook bij Zwolle wisten Duitse troepen snel de verdediging uit te schakelen en de IJssel over te steken.

De bruggen over de Maas werden bijtijds opgeblazen, met uitzondering van de brug bij Gennep. Deze brug viel in handen van Duitse troepen in Nederlandse uniformen. Dit was de enige plaats waar een van de vijf ingezette pantsertreinen de rivier kon oversteken.

Leeuwarden en de Afsluitdijk

In het noorden van Nederland had de Duitse 1ste cavaleriedivisie onder Generalmajor Kurt Feldt de taak om de Afsluitdijk te nemen. Later zou de 1ste cavalerie divisie haar naam ook veranderen in 24e Panzer Division. De divisie telde 15.000 man. De divisie trok langzaam op; 5 Nederlandse grensbataljons wisten de opmars effectief te vertragen. Pas op 12 mei kon men Leeuwarden binnentrekken.

De Nederlandse verdediging van de Afsluitdijk bestond uit 3 linies: de stelling bij Wons (Friesland), bij Kornwederzand (halverwege de Afsluitdijk) en bij den Oever (Wieringermeer).
De Wons-stelling tussen Zurich en Makkum bestond uit met zand bedekte houten bunkers. Luchtafweer ontbrak. De Duitse aanval begon op zondag 12 mei; na een inleidend luchtbombardement volgde een artilleriebeschieting. Twintig man sneuvelden, driehonderd man werden krijgsgevangen gemaakt na een Duitse stormloop.

De stelling bij Kornwederzand was steviger: de bunkers waren van beton, en uitgerust met 5cm kanonnen en mitrailleurs. De bezetting bestond uit 230 man. Het bevel werd gevoerd door kapitein Boers.

Op zondag 12 mei, dezelfde dag als waarop de Duitsers Leeuwarden binnentrekken, begon de eerste van een serie luchtaanvallen op Kornwederzand. Op pinkstermaandag 13 mei begonnen artilleriebeschietingen vanaf de Friese kust. Een aanval van 600 man stoottroepen op rijwielen en gemotoriseerde groepen, onder leiding van Reichsfreiherr luitenant-kolonel Von Edelsheim, werd afgeslagen door de mitrailleurs en kanonnen. Kapitein Boers liet reeds op 800 meter afstand het vuur openen. Op dinsdag 14 mei begon de artilleriebeschieting weer. Maar hierop had de bezetting van de bunkers ditmaal een antwoord klaar. Telefonisch werden aanwijzingen doorgegeven naar Den Helder, en vanaf 19 kilometer afstand nam de kanonneerboot 'Johan Maurits van Nassau' de Duitse stellingen onder vuur.

De Duitsers probeerden nieuwe bombardementen. Een voltreffer met een bom van duizend kilo scheurde een gapend gat in een der bunkers. Vanuit Den Helder werd speciaal beton gestuurd. Maar het was niet meer nodig. Nederland gaf zich over.

Er is discussie onder militaire historici over de Duitse verliezen. De Duitsers hebben hun verliezen onder de 600 man die de aanval ondernamen, destijds gepubliceerd als 'enkelen'. De Duitsers noemden de "Der Totendamm". Ook de verdedigers gaven hoog op onder de slachtoffers onder de aanvallers. Bekend is dat het ziekenhuis in Leeuwarden enkele tientallen gewonden heeft opgenomen.

Peellinie

Met de aanleg van de Peellinie werd in 1936 begonnen. De linie strekte zich uit van de Maas, langs een afwateringskanaal en de Peel moerassen tot aan de Belgische grens. De 125 kazematten en 245 'stekelvarkens' vormden de voornaamste verdediging. De bezetting bestond uit een van de twee divisies van het derde legerkorps. De linie was ruim opgezet, de mannen van deze divisie meenden dat de lege loopgraven achter hen in tijd van oorlog zouden worden opgevuld.

Doordat de Maasbrug bij Gennep door de Duitsers in takt genomen werd, kon in de nacht van 10 mei een Duitse pantsertrein bij Mill doordringen tot over het kanaaltje van de Peellinie. Bij het terugrijden van de trein wist men deze te laten ontploffen. Een aanval van de achtezijde door het inmiddels uitgestapte Duitse bataljon kon met 12 kanonnen uit 1880 worden afgeslagen. Gedurende de gehele morgen golfde de strijd bij Mills heen en weer. Rond 12 uur arriveerden de eerste Duitse troepen over de Maas de Peellinie bij Mills, maar hun aanvallen over het kanaaltje konden worden afgeslagen. Rond 6 uur 's avonds volgde een aanval door duikbommenwerpers (stuka's). Tegen 9 uur 's avonds wisten de Duitsers met aanvallen door twee divisies het zwakke punt bij Mill te forceren.

Op overige plaatsen bood de bezetting van de peel linie ook op 11 mei nog fel verzet. De linie was echter doorbroken, en de Duitse pantesers konden doorrijden naar de Moerdijkbrug.

De communicatie tussen troepen en het opperbevel is mogelijk niet optimaal geweest. Of mogelijk werd Nederland bewust onwetend gehouden. Nog op 14 mei meldt 'HET VADERLAND' : is een gemotoriseerd deel van het Duitsche invalsleger in België Noordelijk gezwenkt naar Noord-Brabant en zouden het deze troepen zijn, die eenskaps aan de Langstraat verschenen zijn en kort daarop de Moerdijkbrug zijn overgetrokken. Door deze beweging is de peellinie, die tegen een font linie kon standhouden, omgetrokken.

Grebbeberg

Toen de Duitsers op 10 mei binnenvielen, was de Grebbelinie nog niet voltooid. Bij de aanvang was al duidelijk dat werkzaamheden tot November 1940 zouden duren. De Grebbelinie liep van het IJsselmeer tot de Rijn. Vanaf het IJsselmeer was het land voor de Grebbelinie geïndundeerd. Door geldgebrek lie de indundatie niet geheel door; om het land voor de Grebbeberg te indunderen, was een gemaal nodig. Het was juist dit punt wat de Duitse officieren hadden uitgekozen voor hun aanval.

De Grebbeberg was het doel van de 207e infanterie divisie. Deze werd vergezeld door het S.S. regiment 'Der Fuhrer'; totaal ruim 20.000 man. Het noordelijk deel van de Grebbeberg werd verdedigd door het Nederlandse achtste regiment infanterie, 2500 man sterk, verdeeld over drie bataljons. Commandant was baron van Voorst tot Voorst. Dit had een sterke positie: de Grebbeberg kijkt uit over relatief vlak land naar het oosten. De posities waren versterkt met kazematten, maar veel daarvan was aardewerk, slechts weinig beton.

De feitelijke aanval begon op 11 mei om 02.00 met een artilleriebeschieting. Het SS-regiment voerde de eerste aanval uit. De voorposten konden deze aanval afslaan mede dankzij artilleriesteun. Naarmate de tijd verstreek, werden de verbindingen tussen de voorposten en de artillerie steeds meer uitgeschakeld. Na een succes in het noordelijk deel van de voorposten linie, had de SS een aantal krijgsgevangenen. Deze als schild gebruikend, vielen zij de resterende voorposten aan. Toch duurde het tot de avond voor de laatste voorposten door de SS werden ingenomen. Bij ten minste drie gelegenheden werden Nederlandse krijgsgevangenen door de SS vermoord.

Op 12 mei begon de Duitse aanval op de berg met een artilleriebombardement. Hierna volgde een aanval de helling op. De gevechten werden op deze dag gevoerd door de SS, verschillende eenheden van de 207e infanteriedivisie en pantserwagens. De Duitsers leden verliezen, maar wisten toch de berg op te komen.

Een Duitse aanval door de 227e divisie via de noordelijke Grebbelinie op Amersfoort mislukte. De 227e divisie werd hierna verplaatst naar de Grebbeberg, waar ze samen met de SS en de 207e divisie een aanval op het laatste deel, de zgn. stoplinie uitvoerde. De zwaar onder druk staande linie hield deze dag nog net stand.

Gedurende de nacht probeerden de Nederlandse troepen aan de noordzijde van de berg een tegenaanval te ondernemen, maar o.a. door gebrekkige coördinatie namen Nederlandse troepen de aanvallers onder vuur. Toch slaagden de vier bataljons die deze aanval uitvoerden er deels in de Duitsers terug te drijven. Wanneer de Duitse artillerie de Nederlandse aanvallers onder zwaar vuur nam, kwam de aanval eerst tot staan en viel dan in paniek uiteen.

Op de berg was de SS uitgeput na de dagenlange gevechten en zij informeren hun commandant dat zij wegens felle tegenstand moesten stoppen. Andere eenheden namen het gevecht deels over. Stoottroepen wisten met zware artilleriesteun de stoplinie te penetreren.

De gevechten werden de 14e mei doorgezet. Kleine commandoposten en politieeenheden stopten de Duitse opmars achter de stoplinie, terwijl ook in deze linie zelf nog doorgevochten werd. Wederom gebruikte de SS krijgegevangen als levend schild. Tegen het eind van de middag boekten de Nederlandse troepen nog een klein succesje toen een tegenaanval SS-ers uit hun positie wist terug te drijven.

Maar bij gebrek aan reserve troepen was de zaak uiterst wankel. Een volgende vastbesloten Duitse aanval zou de nu uiterst dunne en zwakke Nederlandse linie doorbreken.

Moerdijkbrug, Dordrecht, Waalhaven

De aanval op de Moerdijkbruggen en de bruggen bij Dordrecht en Rotterdam werd uitgevoerd door eenheden van de 7ten Flieger Division. Het betrof hier slechts 3 bataljons van deze divisie; andere eenheden werden ingezet voor de vliegvelden rond Den Haag en een enkele compagnie voor de strijd rond het Belgische fort Eben Emael. Bij elke brug werd 1 Duits bataljon gedropt. Deze parachutisten hadden als taak de bruggen veilig te stellen voor de opmars door de 9de pantserdivisie.

Zo ver naar achteren hadden de bruggen geen sterke verdediging. De bruggen werden door slechts een enkele compagnie bewaakt. De Moerdijkbrug kwam dan ook binnen korte tijd in Duitse handen. Hierna brandde de strijd om het Eiland van Dordrecht los, waarbij ruim 250 Nederlandse militairen omkwamen. Een poging tot het bombarderen van de strategische brug faalde. Op 12 mei bereikten de eerste verkenningseenheden van de 7de pantserdivisie de Moerdijk en kwamen de Duitse para's te hulp. Nederlandse troepen hielden tot het eind van de strijd stand in het noorden van het eiland van Dordrecht.

Om 05.00 uur landden er op de rivier de Maas in Rotterdam een aantal Heinkel He 59 watervliegtuigen. Troepen pendelden in rubberbootjes naar zowel de noord- als zuidoever. Ze namen de vitale Maasbruggen in, en bezetten gebouwen op zowel de Noord- als Zuidoever. Parachutisten landden bij het Feijenoordstadion en op het vliegveld Waalhaven. Rotterdam werd verdedigd door ruim 7000 man, van wie echter slechts 1000 bewapend waren. Op initiatief van enkele lagere commandanten in Rotterdam werden tegenacties ondernomen. De noordelijke oever werd heroverd, o.a. door de in Rotterdam gelegerde mariniers.

Pogingen van de marine (Hr. Ms. Van Galen) om de bruggen op te blazen faalden door het Duitse luchtoverwicht.

De slag om de residentie

Ook in Den Haag waren de Duitse luchtlandingstroepen goed voorbereid. Dankzij zorgvuldige spionage hadden de Duitse troepen gedetailleerde stratenkaarten die hun de weg naar het paleis Noordeinde wezen.

De Duitse luchtlanding was strategisch gepland: op Ockenburg (1000 man) ten zuiden van Den Haag, op vliegveld Ypenburg ten oosten van Den Haag (6000 man), en op vliegveld Valkenburg (3313 man) ten noorden van de residentie, tussen Wassenaar en Katwijk aan Zee. Deze aanvalsmacht bestond uit de 22e luchtlandingsdivisie, onder leiding van generaal Graf von Sponeck. Von Sponeck zelf landde bij Ockenburg.

De Haagse verdediging was opgebouwd uit een allegaartje: een regiment infanterie in de kazernes op de Haags/Wassenaarse grens, een eenheid ter bescherming van het koninklijk huis en wat lichte troepen ter verdediging van de vliegvelden. De bewapening bestond uit enkele kanonnen uit 1878. Veel soldaten waren minder dan drie maanden in dienst. Er was gebrek aan pistolen, geweren, munitie, en mitrailleurs. Deze divisie bestond niet zozeer uit parachutisten, maar vooral uit luchtlandingstroepen, die per vliegtuig werden gedropt.

De Duitse landing bij Ockenburg was beperkt van omvang. Deze nog in aanbouw zijnde vliegstrook werd bewaakt door het 3e bataljon van het Regiment Grenadiers. Door strijd rond het vliegveld weken de Duitse landingsvliegtuigen gedeeltelijk uit naar het vlakke strand bij Kijkduin. Zij wisten op te rukken tot binnen de bebouwde kom van Loosduinen. Vanuit Den Haag werd het 1e Bataljon Grenadiers ingezet. Vanuit Monster werd het 1e Bataljon Jagers opgeroepen. Er ontbrandde een fel gevecht rond de "Wijndaalderswoning". Een brandweerwagen werd door de Duitsers voor een 'geheim wapen' aangezien en in brand geschoten. Deze beperkte troepenmacht werd, ondanks de verwarring die de Duitse luchtlanding bij de Haagse verdedigers veroorzaakte, relatief snel buiten gevecht gesteld. Generaal von Sponeck zelf wist met 360 man aan omsingeling te ontkomen en trok zich terug richting Overschie bij Rotterdam.

De landing bij Valkenburg was redelijk succesvol. Wanneer rond 5 uur in de ochtend parachutisten landden, werden deze door de 85 man bezetting onder vuur genomen. Om 05.20 landden de eerste Duitse toestellen. Spoedig waren er ondanks hevig mitrailleurvuur 400 à 500 Duitse troepen geland. De verdediging van het vliegveld gaf zich na een aantal uren over. De gehele derde divisie van het eerste legerkorps kreeg opdracht tegen deze luchtlanding op te treden. Hevig werd er gevochten o.a. rond de Rijnbrug in Katwijk a.d. Rijn. Tijdens de dagenlange gevechten werd het dorpje Valkenburg in een ruïne herschapen. Deze luchtlandingszone bleek te ver van Den Haag af te liggen om de Haagse verdediging effectief te bedreigen.

De grootste Duitse troepenmacht werd ingezet rond vliegveld Ypenburg. Ook hier vond een voorafgaand bombardement plaats, gevolgd door het droppen van parachutisten. Alert luchtafweergeschut haalde Duitse landingstoestellen van de eerste landingsgolf neer. Twee toestellen die toch wisten te landen, werden door gepantserde Landverkwagens uitgeschakeld. Een deel van de Duitse troepen wist echter uit de toestellen te komen en bond de strijd aan met de zwakke verdediging van het vliegveld. De tweede aanvalsgolf was sterker, maar vond de landingsbaan versperd door Duitse wrakken uit de eerste landingsgolf. De derde landingsgolf kampte ook met dit probleem. Gedeeltelijk werd getracht toch op het vliegveld te landen, gedeeltelijk werd uitgeweken naar de rijksweg Den Haag - Rotterdam. Vanuit de toren van het vliegveld hield een luchtvaartofficier overzicht over de chaos. Telefonisch gaf hij Nederlandse artillerie op afstand aanwijzingen via geïmproviseerde schaakbordcoördinaten, daarmee de effectiviteit van de Nederlandse artillerie flink verhogend. Toen ook de rijksweg bezaaid lag met luchtvaartwrakken, weken de Duitse toestellen uit naar de weilanden rond Rijswijk, Delft en Wateringen.

Toen generaal Winkelman van de opeenvolgende luchtlandingen hoorde, stelde hij het eerste legerkorps ter beschikking van de territoriaal bevelhebber. Hiermee was de strategische reserve van het Nederlandse leger niet meer beschikbaar voor inzet bij de Grebbeberg of voor verdediging van de oostgrens van de waterlinie (vesting Holland). Het merendeel van de Duitse troepen moest in man-tot-man-gevechten worden overwonnen. Hoewel de uitslag van de strijd rond de residentie aan het eind van de eerste dag vast stond, duurde de strijd vrijwel alle meidagen van de oorlog voort; sommige groepjes Duitse soldaten boden hardnekkig weerstand.

De verliezen bestonden uit 515 Nederlandse soldaten; 2735 goed bewapende Duitse militairen werden uitgeschakeld. Hiervan zijn 1600 krijgsgevangenen, waarvan er 1200 op tijd naar Engeland konden worden getransporteerd. Boven Den Haag werden 430 toestellen ingezet.

Hitler was woedend. Een groot deel van de luchtlanding rond Den Haag was door hem persoonlijk gepland. De verantwoordelijke commandant, generaal Graf von Sponeck, werd gevangengezet. Tegen het eind van de oorlog zou hij worden gefusilleerd.

Zie ook het artikel over de luchtstrijd boven Nederland.

Evacuatie

Op 12 mei vertrok het prinselijk paar 's avonds om 23.00 uur met de H.M.S. Codrington vanuit IJmuiden naar Engeland. De kleine prinses Irene werd vervoerd in een kist, bestand tegen gifgasaanvallen. De volgende dag, op 13 mei vertrok koningin Wilhelmina onder begeleiding van enkele pantserwagens naar Hoek van Holland. Zelf was ze het liefst naar de Grebbeberg gegaan om mee te vechten. Maar generaal Winkelman wist haar toch te overtuigen. De Britse torpedojager H.M.S. "Hereward" bracht haar naar Engeland. Onderweg gaf ze de kapitein opdracht haar in het nog niet bezette Breskens af te zetten, maar deze besloot zijn officiële orders te gehoorzamen. Ook de regering week op die dag uit naar Engeland. Om ongeveer 15.00 uur werd het regeringsgezag aan generaal Winkelman overgedragen.

Prinses Bernhard keerde vermoedelijk na zijn aankomst in Engeland terug naar Zeeland. Over het doel van deze reis bestaat veel speculatie. Via Parijs reisde hij weer naar Engeland.

Om de monarchie veilig te stellen weken Juliana en de prinsesjes Beatrix en Irene later uit naar Ottawa in Canada. Pas vijf jaar later, op 2 augustus 1945 zou het gezin, met de in 1943 in Canada, op tijdelijk Nederlandse grond geboren Prinses Margriet, weer voet op Nederlandse bodem zetten.

De Nederlandse bevolking reageerde geschokt op de evacuatie van de koninklijke familie en het kabinet. De kranten hadden tot op dat ogenblik vrijwel geen negatief nieuws gepubliceerd. In vrijwel alle krantenartikelen werd op 12 mei nog hoog opgegeven van de Nederlandse verdediging.

Bombardement op Rotterdam

(nog in te vullen)

Internationale hulp

Na de Duitse aanval liet de Nederlandse regering zowel de Engelse als Franse regering weten dat 'internationale hulp welkom zal zijn'. Beide regeringen zegden hulp toe.

Het Franse verdedigingsplan was volledig op een herhaling van het Duitse von Schlieffenplan uit de Eerste Wereldoorlog voorbereid. De Franse opperbevelhebber, Gamelin, stuurde 35 Franse en Engelse divisies volgens het zogenaamde Dille plannaar het noorden, de Antwerpen-Maas stelling in. Reeds op 10 mei kreeg het Franse 7de leger onder generaal Henri Giraud opdracht de verbinding met de Nederlandse verdediging tot stand te brengen en de Nederlandse troepen in de Raam-Peelstelling zonodig te ondersteunen. Dit leger was een sterk leger, bestaande uit onder meer 3 infanteriedivisies en een lichte pantserdivisie.

Giraud rukte echter langzaam op; aanvallen door de Luftwaffe waren de oorzaak. Toen de verkenningseenheden van het Franse leger op 12 mei Tilburg bereikten, volgden er enkele schermutselingen met de reeds door de Raam-Peelstelling gebroken Duitse 9de pantserdivisie. De Fransen beschikten niet over voldoende anti-tankwapens: het 6de Kurasiersregiment en een bataljon van de 25e gemotoriseerde infanteriedivisie hielden halt bij Breda. De Duitse opmars richting Moerdijk en Dordrecht werd geen ogenblik bedreigd.

Op 13 en 14 mei gaf Giraud zijn troepen opdracht zich nog verder terug te trekken. Immers, vanuit het zuidoosten kwamen verontrustende berichten. Het Franse leger betrok een stelling die loopt van Bergen op Zoom naar Minderhout. De Franse stelling was hiermee defensief: Antwerpen moest verdedigd worden. In wezen gaf Giraud het hiermee op om verbinding te maken met de Nederlandse hoofdmacht.

Toen Heinz Guderian, de architect van het Duitse pantserleger, op 13 mei met zijn 19e pantserkorps de Maas wis over te steken en de Ardennen doorbrak, ontmoette hij weinig tegenstand op weg naar Parijs en de Kanaalkust. Hij sloot daarmee 70 geallieerde divisies op in een gigantische omsingelingsoperatie. Ook Girauds leger was afgesloten.

De Franse interventie had dan ook weinig tot niets aan de Nederlandse verdediging bijgedragen. Wel was de Franse aanwezigheid in Zeeland reden om deze provincie van de capitulatie op 14 mei uit te sluiten.

De Engelse steun beperkte zich tot de aankomst van 200 mariniers in Hoek van Holland en een aantal bombardementsvluchten op de rond Den Haag gelande Duitse troepen. Door gebrek aan de juiste soort brandstof konden de toestellen van de R.A.F: niet op Nederlandse vleigvelden bijtanken.

Strijd in Zeeland

(nog in te vullen)

Strijdkrachten

Duitse leger

18e leger:

  • X Korps
    • 207e inf. divisie (versterkt met SS regiment Der Führer)
    • 227e inf. divisie (versterkt met SS regiment)
  • XXVI Korps
    • 208e inf. divisie
    • 225e inf. divisie
    • 254e inf. divisie
    • 256e inf. divisie
    • 526e inf. divisie
    • 527e inf. divisie
    • SS Divisie Deutschland
    • 9e pantser divisie
  • 7de para. divisie
  • 22e luchtlandingsdivisie
  • 1e cav. divisie

Hiernaast waren in Zuid-Nederland actief: 6e leger:

  • 4e korps:
    • 4e pantser div.
    • 7e inf. div.
    • 18e inf. div.
    • 35e inf. div.
    • 61e inf. div.
    • 311e inf. div.
  • 9e corps:
    • 30e inf. div.
    • 216e inf. div.
  • 11e korps:
    • 14e inf. div.
    • 19e inf. div.
    • 31e inf. div.
  • 26e korps
    • 526* inf. div.
  • 27e korps
    • 269e inf. div.


Nederlandse strijdkrachten

Landstrijdkrachten (gen. maj. J.Th. Alting van Geusau)

  • 1e Legerkorps (Generaal-Majoor N.T. (Nicolaas Theodorus) Carstens ) (Vesting Holland, strategische reserve)) (20.000 man)
  • 2e legerkorps (Generaal-Majoor J. (Jacob) Harberts) Zuidelijk deel Grebbelinie (20.000 man)
    • 2e divisie (10.000 man)
    • 4e divisie (10.000 man)
  • 3e legerkorps (Generaal-Majoor A.A. (Adrianus Antonius) van Nijnatten) (Noord-Brabant) (20.000 man)
    • 13 RI
  • 4e legerkorps (Generaal-Majoor A.R. (Adrianus Rudolphus) van den Bent ) (Noordelijke Grebbelinie) (20.000 man)
  • Bevelhebber Vesting Holland : Luitenant generaal van Andel.
  • 3 losse brigades
  • Grensbataljons

Het totale Nederlandse leger telde na de mobilisatie in augustus 1939 400.000 man.

Bronnen

  • Nieuwe Rotterdamsche Courant 10 mei 1940
  • museum Grebbeberg
  • museum Kornwederzand
  • geschiedenis gemeente Jingsum
  • artikel David Meyer over luchtlanding Den Haag, strategy & tactics.
  • krantenartikel uit Nieuwe Haagsche Courant, 5 november 1968, over luchtlanding Den Haag
  • Het Vaderland, 14 mei 1940