Doodstraf in Nederland

De doodstraf was in Nederland eeuwenlang de zwaarst mogelijke straf, maar is sinds 1870 afgeschaft (met uitzondering van oorlogsrecht). Uiteindelijk wordt in 1983 in de Grondwet bepaald: de doodstraf kan niet worden opgelegd (artikel 114). Sindsdien kent Nederland de doodstraf niet meer, zowel voor misdrijven die in vredestijd als in oorlogstijd zijn gepleegd.

Geschiedenis

Gewoon strafrecht

In de Middeleeuwen en later ook ten tijde van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden stond de doodstraf op de meest uiteenlopende misdrijven. Afhankelijk van het type misdrijf en de stand van de veroordeelde kon de doodstraf daarnaast op verschillende manieren worden voltrokken.

Dit veranderde tijdens de Franse bezetting van Nederland, begin 19e eeuw. De Fransen voerden de Code Pénal in, die voorschreef dat de doodstraf voltrokken moest worden door middel van de guillotine. Enkele jaren later werd vastgelegd dat in het Koninkrijk der Nederlanden de doodstraf alleen door het zwaard (onthoofding) of de strop (ophanging) kon worden voltrokken. In de praktijk werden ter dood veroordeelden overigens altijd opgehangen.

Terechtstellingen werden steeds zeldzamer. De koning verleende regelmatig gratie en er ontstond ook steeds meer weerstand tegen de 'barbaarse' executies, die nog in het openbaar werden voltrokken. De executies die wel plaatsvonden, trokken overigens ook altijd grote menigten mensen. De allerlaatste terechtstelling voor een misdrijf onder het gewone strafrecht vond 31 oktober 1860 in Maastricht plaats. Johannes Nathan, veroordeeld voor de moord op zijn schoonmoeder, werd die dag om 10.00 uur 's ochtends opgehangen.

Hieronder een overzicht van de laatste 10 executies die in Nederland onder het gewone strafrecht werden voltrokken:

Naam Functie/vergrijp Datum voltrekking Locatie executie
Nathan, Johannes Johannes Nathan (ca. 1833) Moord op schoonmoeder 31 oktober 1860 Maastricht
Pijnacker, Pieter Pieter Pijnacker (1823) Doodslag 9 juni 1860 Gouda
Graaf, Ype Baukes de Ype Baukes de Graaf (1812) Moord 23 maart 1860 Leeuwarden
Geurts, Pieter Jan Pieter Jan Geurts (1835) Moord en verkrachting 28 april 1858 Maastricht
Blom, Adrianus Adrianus Blom (1831) Doodslag op dochter ex-werkgever en inbraak 9 juli 1856 Leiden
Klerk, Adriaan de Adriaan de Klerk (ca. 1809) Inbraak met geweld en bedreiging 4 juni 1856 's-Hertogenbosch
Jong, Cornelis de Cornelis de Jong (ca. 1799) Inbraak met geweld en bedreiging 4 juni 1856 's-Hertogenbosch
Beekman, Hendrik Hendrik Beekman (1800) Brandstichting 22 juni 1855[1] Apeldoorn
Kemper, Johann Heinrich Johann Heinrich Kemper (1832) Doodslag 22 november 1854 Amsterdam
Loeil, Jean Baptiste de Jean Baptiste de Loeil (1789) Doodslag op zijn vrouw 11 februari 1850 Middelburg

In 1870 werd de doodstraf in Nederland na een debat van zeven dagen in de Tweede en Eerste Kamer uit het gewone strafrecht gehaald door het invoeren van een nieuwe wet door minister Van Lilaar. De straf werd "wreed en onbeschaafd" gevonden. In de 10 jaar daarvóór was de doodstraf overigens al niet meer uitgevoerd.

Met deze wijziging van het Wetboek van Strafrecht werd de doodstraf vervangen door de levenslange tuchthuisstraf. Overigens niet geheel met de instemming van de bevolking zoals zes jaar later bleek; toen Hendrik Jut (bekend van de kop-van-jut) tot levenslang werd veroordeeld, eisten velen dat hij toch de doodstraf zou krijgen. Dit leidde tot kamerdiscussies in 1881, waarbij er twee kampen waren: De voorstanders van de doodstraf ('jutters'); de confessionelen onder leiding van De Savornin Lohman, die een Bijbelse grondslag zagen voor de doodstraf en de tegenstanders van de doodstraf ('niet-jutters'), onder leiding van onder andere Pieter van Bemmelen en minister van justitie Anthony Modderman. De tegenstanders wonnen uiteindelijk en het besluit van 1870 bleef gehandhaafd.

Militair strafrecht (tot aan Tweede Wereldoorlog)

In het militaire strafrecht en het oorlogsstrafrecht bleef de doodstraf overigens mogelijk totdat in 1983 in de Grondwet bepaald werd dat de doodstraf niet mag worden opgelegd (artikel 114). Met ingang van 1990 verdween de straf uit de betreffende wetten.[2]

Hieronder een overzicht van militairen (land-, lucht- of zeemacht) die in Nederland geëxecuteerd zijn na een veroordeling door de krijgsraad, met een artikel op Wikipedia.

Naam Functie/vergrijp Datum voltrekking Locatie executie
Charmel, Jacob Jacob Charmel (1823) Poging tot moord op een agent 25 augustus 1845 Hellevoetsluis

Koloniën (tot aan Tweede Wereldoorlog)

Ook in de koloniën bleef de doodstraf gehandhaafd na 1870.

Tweede Wereldoorlog

Nederland

In 1939 werd het debat gevoerd over een mogelijke herinvoering van de doodstraf voor (hoog- en land)verraders. Door de Duitse inval in mei 1940 werd deze discussie echter beëindigd. Echter, in de meidagen van 1940 werd bij de Grebbeberg door de Nederlandse autoriteiten wel de Nederlandse sergeant Chris Meijer wegens desertie ter dood veroordeeld en geëxecuteerd, en in Breda op 12 mei 1940 twee soldaten, Joost van Wingerden uit Zwijndrecht en Hendrikus "Dries" Steenbeek uit Gouda.[3] Er zijn tot op heden[4] geen andere executies van deze aard uit de oorlog bekend.

Tijdens de bezetting werd de doodstraf door de Duitse bezetter heringevoerd en op grote schaal uitgevoerd. Bovendien voerde de bezetter op grote schaal, zonder procesgang en in weerwil van het oorlogsrecht, represaille-executies uit op de burgerbevolking.

In de nadagen van de Tweede Wereldoorlog besloot de Nederlandse regering in ballingschap tot herinvoering omdat men vreesde dat de bevolking anders "het recht in eigen hand zou gaan nemen". Om geestelijke verwildering te voorkomen mochten er echter niet te veel executies plaatsvinden. In 1945 begon een massale vervolging van landverraders en collaborateurs. Tienduizenden landgenoten werden veroordeeld door de bijzondere rechtspleging; 154 mensen kregen de doodstraf, van wie er 39 daadwerkelijk werden gefusilleerd. Daarnaast werden drie personen al op 3 mei 1945 hiervoor gefusilleerd. Vooral Koningin Juliana verleende regelmatig gratie. Nederland kende in die dagen speciale executieplaatsen. De meeste doodvonnissen werden in hoger beroep omgezet in levenslang, waarna doorgaans vervroegde invrijheidstelling volgde. In 1989 gebeurde dat voor de laatste keer met de twee van Breda. De laatste daadwerkelijk voltrokken executies vonden plaats op 21 maart 1952, toen twee oorlogsmisdadigers, de Nederlander Andries Pieters en de Duitser Artur Albrecht, op de Waalsdorpervlakte door een vuurpeloton werden geëxecuteerd.

Onder de bijzondere rechtspleging zijn de volgende doodstraffen uitgevoerd:

Naam Functie/vergrijp Datum voltrekking Locatie executie
Albrecht, Artur Artur Albrecht (1903) Commandant van de SD Friesland (Duitser) 21 maart 1952 Waalsdorpervlakte
Bartelsman, Herman Herman Bartelsman (1881) Colonne Henneicke 6 maart 1947
Berendsen, Johan Johan Berendsen (1912) Politieman, mishandeling, drievoudige moord 2 mei 1947 Vught
Berg, Karl Peter Karl Peter Berg (1907) Commandant kamp Amersfoort (Duitser). 22 november 1949 Weesperkarspel (Fort Bijlmer)
Blokzijl, Max Max Blokzijl (1884) Hulpverlening aan de vijand 16 maart 1946 Waalsdorpervlakte
Boogaard, Jan Jan Boogaard (1918) Verraad Weteringschans 1 maart 1947 Weesperkarspel (Fort Bijlmer)
Bouman, Oomke Oomke Bouman (1920) SD'er, moord, mishandeling 12 februari 1949 Groningen
Dijk, Ans van Ans van Dijk (1905) Jodin, verraad van Joden 14 januari 1948 Weesperkarspel (Fort Bijlmer)
Driehuis, Johannes H.A.M. Johannes H.A.M. Driehuis (1910) Bewaker kamp Erica, mishandeling, moord 20 juni 1947 Den Bosch
Droffelaar, Sander van Sander van Droffelaar (1914) SD'er, 8 maal moord, mishandeling, marteling 16 november 1949 Groningen
Drost, Evert Evert Drost (1906) SD'er, moord 28 juli 1949 Groningen
Eijkelboom, Dirk Dirk Eijkelboom (1895) Landwachter, mishandeling. 6 juli 1948
Faber, Pieter Johan Pieter Johan Faber (1920) Executies 10 juli 1948 Groningen
Feenstra, Jacob Jacob Feenstra (1888) Politieman, mishandeling 29 augustus 1946 Arnhem (Galgenberg)
Ganzevles, Gerardus J.H. Gerardus J.H. Ganzevles (1898) SD'er, jodenjager. 5 februari 1947
Genechten, Robert van Robert van Genechten (1895) collaborateur, propagandist 13 december 1945 (zelfmoord)
Gerrits, Petrus J. Petrus J. Gerrits (1896) Verraad 29 mei 1947
Harrebomée, Bram Bram Harrebomée (1902) Politieman, mishandeling, Aktion Silbertanne 3 mei 1947 Weesperkarspel (fort Bijlmer)
Heinemann, Ludwig Ludwig Heinemann (1911) Executies (Duitser) 10 februari 1947 Arnhem (Galgenberg)
Herdtmann, Julius Julius Herdtmann (1883) Hulpverlening bij Duitse aanval op Nederland in 1940 26 januari 1951
Jansen, Marinus Marinus Jansen (1910) SD'er, moord, mishandeling. 11 februari 1949 Arnhem (Galgenberg)
Kaper, Abraham Abraham Kaper (1890) Politieman, executies, mishandeling 29 juni 1949 Groningen
Kaptein, Kees Kees Kaptein (1915) SD'er, arrestaties van joden 21 juli 1949 Waalsdorpervlakte
Kuiper, Maarten Maarten Kuiper (1898) Politieman, Aktion Silbertanne 30 augustus 1948 Weesperkarspel (Fort Bijlmer)
Lamberts, Jan Jan Lamberts (1918) SD'er, 8 maal moord, mishandeling, marteling 16 november 1949 Groningen
Lehnhoff, Robert Robert Lehnhoff (1906) Hoofd SD Groningen 24 juli 1950 Groningen
Meijer, Frederik Frederik Meijer (1900) Colonne Henneicke 28 maart 1947
Mollis, Wouter Wouter Mollis (1896) Politieman, Lid Germaansche SS in Nederland, Aktion Silbertanne, mishandeling, executies 4 februari 1949 Weesperkarspel (fort Bijlmer)
Moolenijzer, Johan Johan Moolenijzer (1885) Moord 29 augustus 1946 (zelfmoord)
Mussert, Anton Anton Mussert (1894) Hulpverlening aan de vijand 7 mei 1946 Waalsdorpervlakte
Pieters, Andries Andries Pieters (1916) Mishandeling, executies 21 maart 1952 Waalsdorpervlakte
Rauter, Hanns Albin Hanns Albin Rauter (1895) Höherer SS- und Polizeiführer Nordwest (Nederland) (Oostenrijker) 25 maart 1949 Waalsdorpervlakte
Ridderhof, Matthijs Abraham Matthijs Abraham Ridderhof (1895) SD agent, V-Mann 1 maart 1947 Weesperkarspel (fort Bijlmer)
Rollema, Gerard Gerard Rollema (1915) Landwachter, moord 6 februari 1947
Sanner, Gerrit Gerrit Sanner (1909) Landwachter, Norger bloedploeg 1 mei 1947 Groningen
Schaap, Pieter Pieter Schaap (1902) Politieman, executies, mishandeling 29 juni 1949 Groningen
Suykerbuik, Jacobus Jacobus Suykerbuik (1898) Mishandeling, moord 23 maart 1949
Verwayen, Hendrikus Wilhelmus Verwaijen Hendrikus Wilhelmus Verwaijen Verwayen (1917) SS'er, executies 26 juni 1947 Den Haag
Waals, Anton van der Anton van der Waals (1912) SD agent, V-Mann 26 januari 1950 Waalsdorpervlakte
Weide, Tjeerd van der Tjeerd van der Weide (1885) mishandeling, arrestaties 6 juni 1947 Weesperkarspel (fort Bijlmer)
Wichers, Pieter Pieter Wichers (1903) Verraad van joden en onderduikers 2 juni 1947 Groningen

Nederlands-Indië

In Nederlands-Indië werden in 1945 12 Temporaire Krijgsraden ingesteld die belast waren met de berechting van de Japanners die zich aan oorlogsmisdaden schuldig hadden gemaakt. In augustus 1946 werd het eerste proces gehouden in Batavia en in juni 1949 werd het laatste vonnis uitgesproken. Op Java en Sumatra, waar relatief veel Europeanen woonden en werden vastgehouden in Jappenkampen, werden vooral misdaden tegen de Europeanen onderzocht. In de Grote Oost, waar relatief weinig Europeanen woonden en waren vastgehouden, richtten de processen zich vooral op misdaden tegen de Indonesische bevolking. In totaal werden ruim 1000 Japanse en 43 Koreaanse en Formosaanse kampbewaarders voor het gerecht gedaagd. Het verzamelen van bewijs tegen hen was veelal al begonnen tijdens de oorlog. In de laatste maanden van 1945 en in de eerste maanden van 1946 werden verder onder slachtoffers en getuigen duizenden verklaringen afgenomen aan boord van bijvoorbeeld repatriëringsschepen en in Nederlands-Indië zelf. Op de rechtsgang was veel aan te merken: Het vooronderzoek hoefde niet te voldoen aan de waarborgregels van het normale strafrecht en voor de verschillende krijgsraden werden de regels rond de bewijslast aanzienlijk versoepeld. Bij het opleggen van de doodstraf werd de Australische rechtspraak gehanteerd. Er werd intensief samengewerkt met geallieerden in Singapore en Tokio, maar er ontbrak internationaal toezicht (zoals bij het Proces van Tokio). De gevangenen werden vaak slecht behandeld door bewakers die vaak eerder zelf in een Jappenkamp hadden gezeten.

In tegenstelling tot de Nederlandse bijzondere rechtspleging en de Australische, Britse, Chinese en Filipijnse geallieerde rechtbanken die vonnissen uitspraken over Japanse krijgsgevangenen was het aantal gevallen van vrijspraak gering: Slechts 55 (5%) werden vrijgesproken en 983 werden veroordeeld. Bij de Amerikaanse krijgsraden in de Filipijnen en Japan was dit echter ook het geval.

236 gevangenen (een kwart) werden veroordeeld tot de doodstraf, een vergelijkbaar aantal met de Australische rechtbanken en behoorlijk minder vaak dan bij de Britse en Chinese krijgsraden. Slechts 10 van deze 236 kregen gratie tegen 13 van de 18 Duitsers die door de bijzondere rechtspleging waren veroordeeld.[5] Mogelijk leidde deze strengheid ertoe dat enkele Japanse gevangenen zelfmoord pleegden en 20 van hen een uitbraakpoging deden; 6 van hen werden hierbij gedood, 10 wisten te ontsnappen. De resterende 210 werd geëxecuteerd.[6] Ruim een derde van de terdoodveroordelingen betrof leden van de gevreesde militaire politie Kempeitai (leger) en Tokkeitai (marine).

Doodstraf in andere delen van het Koninkrijk

In Nederlands-Indië, Suriname en op de Nederlandse Antillen bleef de doodstraf bestaan na 1870. De laatste doodstraf in Suriname werd uitgevoerd in 1927 (de laatste militaire in 1982; Wilfred Hawker). De doodstraf is na 1949 in Indonesië nooit afgeschaft.

In tegenstelling tot het Nederlandse wetboek waar elke vermelding van de doodstraf is weggehaald, kende het wetboek van de Nederlandse Antillen de doodstraf nog, als een mogelijk op te leggen straf (artikel 9). De doodstraf kon - in theorie - alleen worden opgelegd voor het 'heulen met de vijand met als doel een oorlog te initiëren' en moet worden voltrokken door middel van ophanging. De betreffende passage stamt uit 1918, toen ook in het Nederlandse oorlogsrecht de doodstraf nog bestond. Pas in maart 2010 werd overwogen deze passage te schrappen uit principiële overwegingen.[7] Bij de staatkundige hervormingen van 10 oktober 2010 heeft de Nederlandse wetgever elke vermelding van de doodstraf uit het Wetboek van Strafrecht BES gehaald. Het is niet bekend of de wetgevers in Curaçao en Sint Maarten hetzelfde hebben gedaan. In het nieuwe Wetboek van Strafrecht van Curaçao dat op 15 november 2011 in werking is getreden, komt de doodstraf in ieder geval niet meer voor.

Huidig standpunt

Terwijl in de Nederlandse samenleving een grote en (volgens sommige onderzoeken) groeiende minderheid voorstander is van herinvoering van de doodstraf (recente opinieonderzoeken wijzen op 42% voorstanders),[8] is het onderwerp in de Nederlandse politiek volledig taboe. Met enige regelmaat probeert een politicus een proefballonnetje op te laten door herinvoering van de doodstraf ter discussie te stellen, maar hierop wordt door andere politici altijd negatief gereageerd. Momenteel is de Staatkundig Gereformeerde Partij de enige Nederlandse partij met zetels in de Tweede Kamer die voorstander is van de doodstraf.[9] Echter, voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 heeft het congres van de partij, ondanks publiek geuite protesten van leden van de afdelingen Zwartewaterland en Zaanstad[10], besloten de doodstraf niet meer op te nemen in het verkiezingsprogramma.[11] Ook oud-Tweede Kamerlid en oud-minister Hilbrand Nawijn (voormalig LPF) heeft zich enkele malen uitgesproken voor herinvoering van de doodstraf.

Nederland beschouwt "rechtspraak die uitmondt in de dood [als] niet rechtvaardig".[12] Nederland was in 2003 één van de ondertekenaars van Protocol 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarin staat dat de doodstraf onder alle omstandigheden moet worden afgeschaft. Op de 11e Werelddag tegen de doodstraf tekenden Minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans samen met 43 Europese collega's een verklaring om 'opnieuw blijk te geven van onze niet aflatende inzet tot afschaffing van de doodstraf in Europa en de rest van de wereld.'

In 2006 ontstond onduidelijkheid over het Nederlandse standpunt, omdat de Nederlandse minister-president Jan-Peter Balkenende en de minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot na de executie van Saddam Hoessein verklaarden "begrip te hebben voor het vonnis en de uitvoering daarvan door de Iraakse regering". Deze uitleg werd door sommigen geïnterpreteerd als een breuk met het officiële Nederlandse standpunt dat de doodstraf onder "alle omstandigheden" niet uitgevoerd mag worden. Balkenende en Bot spraken hier niet namens het kabinet (dat normaal gesproken met één mond spreekt), wat onder meer bleek uit het feit dat vicepremier Gerrit Zalm de executie van Hoessein "barbaars" noemde.[13] Overigens hadden Balkenende en Bot in hun verklaring ook gezegd dat de doodstraf naar Nederlandse begrippen "eigenlijk niet hoort".

Het Nederlandse standpunt tegen de doodstraf leidt er ook toe dat Nederland geen verdachten uitlevert aan andere landen als de kans bestaat dat ze daar de doodstraf krijgen. In het geval van uitlevering door Nederland van een verdachte van een misdrijf waarvoor in het andere land de doodstraf staat, eist Nederland een garantie dat de doodstraf niet opgelegd wordt. In het geval van uitlevering aan de Verenigde Staten is dit in een bilateraal verdrag vastgelegd, waarin staat dat Nederland kan verzoeken de doodstraf niet op te leggen, of - indien dat om procedurele redenen niet mogelijk is - een opgelegde doodstraf niet uit te voeren. Indien de Verenigde Staten dit niet kunnen of willen garanderen, heeft Nederland het recht een uitleveringsverzoek af te wijzen.[14]

Referenties

Zie de categorie Death penalty in the Netherlands van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.