Barbaarse imitatie

Ontwikkeling in de stijl van Keltische staters
Britse stater (elektrum) van de Corieltauvi (ca. 50 v.Chr.), gevonden in het huidige Lincolnshire, een barbaarse imitatie van de tetradrachme van Philippus II van Macedonië
Officiële antoninianus van keizer Claudius Gothicus (268-270)

Met barbaarse imitatie wordt een aantal typen munten aangeduid uit Noordwest-Europa, waarvan de afbeelding is afgeleid van Griekse of Romeinse voorbeelden.

Griekse typen

De eerste 'barbaarse imitaties' werden ongeveer in de tweede eeuw v.Chr. geslagen, toen stammen in Gallië en Groot-Brittannië de wijdverbreide hellenistische handelsmunten begonnen te imiteren, zoals de tetradrachmen en gouden staters van Philippus II van Macedonië. Aanvankelijk sloot de voorstelling deze munten nauw aan bij de Griekse voorbeelden, maar de kop van de koning en het paard op de tetradrachme werden geleidelijk steeds moeilijker herkenbaar, en ontwikkelden zich in geheel eigen stijl. Ook de bekende regenboogschoteltjes zijn soms in de verte herkenbaar als 'barbaarse' imitatie van de munten van Philippus.

Stralenkrans

Na de Romeinse verovering van het huidige Noord-Frankrijk, de Nederlanden en Engeland werden er ook Romeinse munten geïmiteerd. Dat gebeurde vooral tijdens de Romeinse crisis van de 3e eeuw, waarbij de antoninianus als voorbeeld diende. Deze zeer veel voorkomende munt had een nominale waarde van twee denarius en was herkenbaar aan de stralenkrans op het hoofd van de afgebeelde keizer. Dit type 'barbaarse imitatie' wordt vaak aangeduid met de Engelse term barbarous radiate of barbaarse stralenkrans.

Deze munten worden over het algemeen niet gezien als vervalsingen omdat ze kleiner zijn dan de standaardmunten waren en waarschijnlijk als kleingeld dienden. Volgens oudere theorieën, bijvoorbeeld van de Engelse numismaticus Philip V. Hill, zouden deze munten lang na hun prototype geproduceerd zijn. Maar recenter onderzoek toont aan dat ze al in dezelfde tijd geslagen werden.

Omdat barbaarse stralenkransen geen officiële munten waren, voldoen ze niet aan de strenge wetten van het Romeinse Keizerrijk. Een godheid of persoon die door een attribuut herkend kan worden als bijvoorbeeld Spes ('Hoop'), kan een legende hebben die hoort bij Pietas ('Vroomheid').

Het randschrift van barbaarse stralenkransen kan variëren van correcte kopieën van het prototype tot een reeks onleesbare, betekenisloze letters en symbolen. Kleinere muntjes, 'minims' genoemd (met een diameter van minder dan 10 mm), hebben vaak geen ruimte voor een opschrift. Bij zeer gedegenereerde barbaarse imitaties is er de tendens om een bijzondere eigenschap van het prototype te benadrukken, in dit geval de stralenkroon.

De meeste imitaties zijn gemaakt naar de Gallische keizers de Tetrici (r.270-273), Tetricus I en zijn zoon, Tetricus II. De op een na meest voorkomende zijn die van Claudius II (r. 270), in het bijzonder de postuum uitgegeven stukken met het altaar op de achterzijde, en Victorinus (r. 268-270). Imitaties van Postumus' antoniniani zijn zeldzaam, maar imitaties van zijn grote bronzen (zoals de dubbele sestertius) komen relatief veel voor. Andere ongewone of zeldzame types in volgorde van voorkomen zijn Gallienus, Quintillus, Probus, Aurelianus en Tacitus.

Latere ontwikkelingen

De muntslag in Engeland en Frankrijk na het vertrek van de Romeinen ontwikkelde zich steeds verder van het Romeinse voorbeeld af, maar tot in de vroege middeleeuwen is het Romeinse voorbeeld vaak nog te herkennen. Ook deze munten vallen onder het begrip 'barbaarse imitatie'.

Referentie

  • Numismatic Notes and Monographs number 112. "Barbarous Radiates": Imitations of Third-Century Roman Coins", 1949, by Philip V. Hill, published by the American Numismatic Society

Externe link