Adolf van Kleef-Ravenstein

Portret van Adolf van Kleef, alvorens 1500

Adolf van Kleef, heer van Ravenstein (28 juni 1425 - 18 september 1492) was een hoge edelman en staatsman uit de Nederlanden. Als legeraanvoerder en stadhouder-generaal stelde hij zijn carrière in dienst van de Bourgondische hertogen. Op het einde van zijn leven (1483-1492) koos hij echter de kant van de opstandelingen in Vlaanderen tegen de Habsburgse aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk.

Biografie

Afkomst en jeugd

Hij is een jongere zoon van hertog Adolf II van Kleef (1373-1448) en Maria van Bourgondië (ca. 1400-1463), dochter van de Bourgondische hertog Jan zonder Vrees (niet te verwarren met haar achternicht en naamgenote, de latere hertogin Maria van Bourgondië). Hij krijgt zijn opvoeding aan het Bourgondische hof en wordt hoveling van Filips de Goede. Even lijkt hij voortbestemd voor een kerkelijke carrière. Van 1446 tot 1447 is hij namelijk elect-aartsbisschop van Keulen. Die beslissing blijft echter zonder gevolg.

Residenties, adellijke titels, huwelijken en kinderen

Zijn eerste residentie is gelegen in Zierikzee. Het Hof van Kleef wordt als woonst van Adolf voor het eerst vermeld in 1445. De grond waarop het gebouwd is, behoorde waarschijnlijk al lange tijd (voor 1300) tot het geslacht van de graven van Kleef.

In 1450 schenkt zijn vader hem de heerlijkheden Ravenstein, Herpen en Uden. Vanaf dan is Adolf van Kleef gekend als heer van Ravenstein. Die titel onderscheidt hem van zijn vader en naamgenoot, de hertog van Kleef.

In 1453 huwt hij met Beatrix van Portugal, dochter van koning Peter van Portugal. Als gevolg van zijn huwelijkscontract wordt hij ook heer van Dreischor bij Zierikzee in Zeeland. In 1456 bevalt Beatrix van een zoon, Filips van Kleef, die de enige wettige nakomeling van Adolf wordt. Een jaar later krijgt hij nog een dochtertje, Louise van Kleef, maar zij sterft binnen het jaar. Beatrix zelf overlijdt in 1462.

Bij het overlijden van zijn moeder Maria van Bourgondië in 1463 verwerft hij—bovenop de heerlijkheden die hij al in zijn bezit heeft—ook het kasteel en de heerlijkheid Wijnendale. Het wordt zijn belangrijkste buitenverblijf. Hij spaart kosten noch moeite om van het kasteel een schitterend jachtslot te maken. In 1488 schenkt hij de titel van Wijnendale aan zijn enige zoon Filips.

In 1470 hertrouwt hij met Anna van Bourgondië (ca. 1435-1508), een natuurlijke dochter van hertog Filips de Goede en weduwe van Adriaan van Borsele, een Zeeuwse edelman en kamerheer van Filips de Goede. Zij bezit het waterslot van West-Souburg bij Middelburg (later slot Sint-Aldegonde genoemd), dat door Adolf als buitenverblijf wordt gebruikt. Ze verwerft ook een huis in Brugge (Molenmeers) dat eveneens door Adolf wordt bewoond, vandaar de benaming Hof van Ravenstein. Hij bezit gelijknamige stadspaleizen in Gent (Onderbergen), [[Brugge (Molenmeers) en Brussel (Kunstberg), die overigens vandaag nog bestaan.

Militaire en politieke carrière

Intussen maakt hij naam als militair en tornooiridder. Vanaf 1443 neemt hij aan alle grote krijgsverrichtingen van de Bourgondische hertogen deel. Zijn riddersporen verdient hij tijdens de Slag bij Gavere (1453), waarmee het Bourgondische leger een einde maakt aan de Gentse Opstand.

Op het beroemde Banket van de Fazant, een Bourgondisch hoffeest in Rijsel in 1454, draagt hij de titel van chevalier au cigne. Samen met een honderdtal andere aanwezigen legt hij de eed af dat hij hertog Filips de Goede zal volgen op kruistocht naar Constantinopel, dat een jaar tevoren door de Turken was veroverd. Die kruistocht zal echter nooit plaatsvinden.

Tijdens het negende kapittel van de Orde van het Gulden Vlies in Den Haag (1456) wordt hij opgenomen als ridder.

Tussen 1465 en 1473 dient hij als kapitein in het leger van Karel de Stoute tijdens zijn campagnes in het noorden van Frankrijk, Luik en Gelderland. In 1472 benoemt Karel hem samen met drie andere edelen tot generaal in de oorlog van de Bourgondische hertog tegen de Franse koning Lodewijk XI. In 1475 stelt Karel hem aan tot stadhouder-generaal van de Nederlanden alvorens op krijgstocht naar Lotharingen te vertrekken.

Bij de dood van Karel in januari 1477 stelt zijn (dan nog ongehuwde) dochter, de nieuwe hertogin Maria van Bourgondië, hem opnieuw aan als stadhouder-generaal van de Nederlanden. In april van dat jaar huwt Maria met aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk. Een jaar later, op het kapittel van het Gulden Vlies in Brugge, wordt Maximiliaan opgenomen in de ridderorde en aangesteld tot haar soeverein. Adolf van Kleef, als hoogste in rang aanwezig bij de ceremonie, slaat Maximiliaan tot ridder.

Nog in 1478 treedt Adolf op als peter van de pasgeboren zoon van Maria, de latere aartshertog Filips de Schone. Als de jongen drie jaar is, slaat Adolf hem tot ridder op het kapittel van het Gulden Vlies in 's-Hertogenbosch.

Van 1477 tot 1482 oefent hij de functie van gouverneur en kapitein-generaal (militair bevelhebber) van het graafschap Henegouwen uit (1477-1482).

In 1482 sterft Maria na een jachtongeval in de bossen van Wijnendale, op het domein van Adolf van Kleef. In juni 1483 later stelt Maximiliaan, onder druk van de Vlamingen, een regentschapsraad aan om in naam van de minderjarige Filips de Schone Vlaanderen te besturen. Als verwant van de dynastie wordt Adolf van Kleef een van de leden. In oktober van jaar ontneemt Maxiliaan echter de bevoegdheden van de regentschapsraad, die niettemin blijft doorregeren.

Het autoritaire optreden van Maximiliaan jaagt de Vlaamse steden en de adel tegen de Habsburger in het verzet. Adolf kiest het kamp van de opstandelingen en wordt een van hun leiders. In mei 1484 neemt hij (samen met Filips van Bourgondië) ontslag uit de regentschapsraad. Na een kortstondige vrede met Maximilaan in juni 1485 (Vrede van Sluis), barst de burgeroorlog in september 1487 opnieuw los. In het nauw gedreven door de Duitse troepen van Maximiliaan, moet hij zich in 1490 overgeven.

In september 1492, na de eindoverwinning van Maximiliaan, overlijdt hij in Zeeland. Zijn lichaam wordt naar Brussel gevoerd, waar hij een welhaast vorstelijke begrafenis krijgt in de Dominicanenkerk.

Nakomelingen

Behalve zijn wettige zoon Filips van Kleef, die zijn vader opvolgt in zijn heerlijkheden, laat Adolf ook een natuurlijke zoon, Jan van Kleef, bastaard van Ravenstein, na.

Literatuur

  • Guy Dupont en Hilde Lobelle, Kasteel Wijnendale. Historische en kunsthistorische informatie t.b.v. de gidsen, Gent-Beernem, 2006.
  • Malcolm Vale, ‘A Burgundian Funeral Ceremony: Olivier de la Marche and the Obsequies of Adolf of Cleves, Lord of Ravenstein ’, English Historical Review, 111 (1996), 443, pp. 920–938.
  • W.P. Blockmans, 'Adolf von Kleve', in: Lexikon des Mittelalters, dl. 5, 1991, kol. 1214.
  • Jozef Van Damme, Adolf van Kleef en van de Mark, heer van Ravenstein, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, KU Leuven, 1967.
Zie de categorie Adolf van Kleef-Ravenstein van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.