Fenix Grime

Een egist

 

De bijdragen van Fenix Grime:

Een egist
Verstoppen
Verleiden
Spoor

Een egist

Een egist? Is dat geen typefout? Moet dat niet ‘egoïst’ zijn? ‘Wat is anders een egist?’, vraagt u zich waarschijnlijk af.

Het is geen typefout, maar ik zeg niet direct wat een egist is. Ik wil u dat graag zelf laten ontdekken aan de hand van kleine verhalen die ik de komende tijd op deze plek ga vertellen.

Een egist is mijn tweede ik – mijn alter ego, om het mooi te zeggen en ik denk dat de kans groot is, dat ook in u een egist zit.

In de wereld van de computerspellen heet zo’n tweede persoonlijkheid ‘avatar’.

In het spel Pokémon, nu vooral bij de jeugd populair, versmelten de virtuele en de fysieke wereld. Dit vermeld ik om een beeld van de tijd te geven waarin wij leven en waarin ik als mens van vlees en bloed een plaats inneem.

Als egist heb ik de schuilnaam, ofwel pseudoniem, Fenix Grime aangenomen en hiermee stel ik mij aan u voor. Het vormt al met al een raadselachtige presentatie, maar dat is ook juist mijn bedoeling.

Als u de mistery-guest op deze pagina blijft volgen en weet te ontmaskeren, krijgt u mijn ware naam en gezicht te zien, mét de sleutel van een andere website die nog meer onthult.

Ik noem dit spel ‘Okéman’, u hoeft mij echter niet met een mobieltje op straat op te sporen…

U hoort nog van mij en ik hoor hopelijk wat van u.

Met vriendelijk groet,
Fenix Grime

Verstoppen

Het gebeurde afgelopen zomer op een zaterdagmorgen rond een uur of negen.

Mijn vrouw Domina en ik, allebei achter in de zestig, zaten in de huiskamer de krant te lezen. Toen mijn blik naar buiten dwaalde, om de oorlogsellende in Syrië op de voorpagina even te ontvluchten, zag ik iemand het gemeenteplantsoen inlopen. Niet een grasveld op, nee, pats boem bovenop de bloemen. Het was een jonge knul van een jaar of zestien met een mobieltje in de hand.

‘Moet je dat zien,’ riep ik, terwijl de krant uit mijn handen viel. ‘Die spreek ik toch even aan.’

‘Laat dat nou,’ zei mijn vrouw, die de ‘plantsoenwerker’ ook in het vizier had gekregen. ‘Wil je tegen een vuist oplopen, of moet die dadelijk ons eigen voortuintje vernielen?’

‘Nee, natuurlijk niet, maar ik ga er toch even heen.’

De jongen was zo ijverig met zijn mobieltje aan het speuren, dat hij niet had gemerkt dat ik aan de rand van het bloemperk stond. ‘En, kun je het vinden?’ vroeg ik.

Verschrikt keek hij op. ‘Uh…, wat bedoel je?’

‘Ik bedoel, waarom ben jij hier de bloemen aan het plattrappen?’

Verdwaasd draaide hij zijn hoofd in de rondte. ‘Och! Maar dit is toch niet jouw plantsoen. Of wel?’

Ik telde eerst tot drie. ‘Nee, dat klopt. Dit is ons plantsoen, dat je niet plat hoeft te trappen, begrijp je? En wat zoek je nu?’

‘Pokémonfiguren, opa, als je weet wat dat zijn. Maar er zitten er geen.’

‘Doei,’ was het laatste wat ik hoorde, toen hij de pas erin zette.

Hufter, dacht ik, terwijl ik binnen de voordeur  dicht maakte.

‘Snotjong, die praat over “jij” en “opa” als je hem fatsoenlijk ergens op aanspreekt,’ zei ik toen mijn armen weer op de eettafel, met de achtergebleven krant, rustten.

‘Ik heb het je toch gezegd. Hij was zeker computerfiguurtjes aan het zoeken? Lust je een kop koffie?’ was Domina’s reactie, terwijl zij de vitrage weer dichtschoof.  

‘Ja, pokkenfiguurtjes, of zoiets. Maar moet je dan zomaar over de bloemen en over jezelf heen laten lopen? Moeten we ons voor die lui blijven verstoppen, Domina?’

‘Nee, dat niet. Maar wie betaalt de ziekenhuisrekening, als je klappen had gekregen? Ik zet voor ons een lekkere kop koffie.’

Toen ik vijf minuten later door het aroma uit mijn overpeinzing werd gehaald, zei ik: ‘Ha, lekker, maar Domina, je weet toch wel dat wij met onze belastingcenten ervoor moeten opdraaien als we zo’n dingen zelf geen halt toeroepen. Nieuwe planten, politietoezicht, noem maar op.’

‘Oké Fenix, maar moet jij daarvoor een risico lopen?’ was haar vraag, terwijl zij haar kopje naar de mond bracht. ‘En over verstoppen gesproken. Dat spelletje vindt de jeugd nog steeds leuk en dat weten die Pokémonbedenkers. Ik heb je toch wel eens verteld dat ik als kind, toen het hier nog niet was volgebouwd, in de buurt met anderen verstoppertje speelde.’

‘Je bedoelt bergemuuske’, reageerde ik. ‘Tegels dialect, uit een heel andere tijd.’

Fenix Grime

Verleiden

Ik wil nog even terugkomen op die zaterdagmorgen van ‘Verstoppen’.
Nee, het gaat niet meer over de bloemen die zijn gesneuveld, maar over mijn kop koffie waarmee dat is gebeurd. Een rampzalig begin van de dag dus.

Domina en ik gingen nog even door over de manier waarop ‘handige jongens’  inspelen op de speelbehoefte van mensen. Of het nu gaat om de jeugd, die wordt verleid om voor ‘maar € 30 per maand’ verstoppertje te spelen met een mobieltje, of de volwassene, die door het internet een gokverslaafde gamer wordt.

‘Vaak komen ze allebei met een flinke schuld te zitten, waar menig keer de samenleving voor moet opdraaien’ zei ik.
Om duidelijk te maken wie het dan moet betalen haalde ik, druk zwaaiend met mijn rechterhand, voor haar ogen de portemonnee uit mijn kontzak. Toen ik die met een sierlijke boog op tafel wilde leggen zag ik de kop koffie over het hoofd.

Dure koffie uit zo’n duur apparaat, dat we hebben gekocht omdat volgens de televisiereclame koffiezetten dan iedere keer een opwindende belevenis zou zijn.
Tja, vroeger was koffiezetten saai.

Maar goed – ik bedoel dus niet goed – de kop vloog met inhoud van de tafel en landde op onze tegelvloer. Oké, het was mijn schuld maar Domina stond al bij het aanrecht om een paar vellen super absorberend papier van de keukenrol te scheuren.

Ze begon met het opruimen van de scherven en het opsoppen van het bruine goedje. Ik heb haar geholpen met de  sjôttelsplak, zoals dat vroeger ging toen de vaatdoek nog het werk deed omdat er geen keukenpapier was. Er waren toen wel meer bomen.

We zijn daarna samen gezellig, met een nieuw bakje troost, op de bank gaan zitten en hebben nog een paar webshops bezocht. De portemonnee, met de creditcard erin, is gelukkig niet meer uit de kontzak gekomen.

Met vriendelijk groet,
Fenix Grime

Spoor

Het begon al op het station in Tegelen waar het glas kapot was geslagen van een kast waarin de vertrektijden van de treinen hangen. Mijn vrouw en ik ergerden ons eraan maar waren niet van plan onze vrije reisdag daardoor te laten bederven. Het zonnetje scheen en een retourtje Amsterdam voor een stadswandeling stond op het programma.

We hadden digitaal leesvoer bij ons, waarmee wij ons voegden bij de andere reizigers in een halfvol treinstel. Bijna allemaal zaten die al op een schermpje te turen en vingervlug te duimen, te swipen en te scrollen.

Velen hadden zich met oortjes of koptelefoon helemaal van de buitenwereld afgesloten en hebben daardoor het kedeng kedeng life gemist. Net als de tekst uit dat liedje van Guus Meeuwis: De conducteur komt langs, jongen voeten van de bank.

Maar daarover dadelijk meer.

Eerst brengen mij de oortjes nog even op een zijsprong. Ik hoorde pas geleden dat je bij popconcerten, behalve peppilletjes, ook oordopjes kunt krijgen tegen het harde geluid van vooral de basspeakers. Ik vraag mij af of je dan niet het spoor bijster bent. Gewoon minder decibellen uit de boxen knallen. Toch? Dat levert direct minder overlast op voor omwonenden, die er dan geen politie bij hoeven te halen. En er is  minder risico op gehoorschade. Dat drukt voor iedereen de kosten van de gezondheidszorg, waar ook ons belastinggeld naar toe gaat.

Na  het bezoek aan Amsterdam stapten wij weer op de trein waar we, aan de andere kant van het gangpad, drie jongelui aantroffen. Zittend tegenover elkaar en druk babbelend legde een van hen zijn voeten op de lege zitplaats tegenover hem.

‘Jongeman,’ zei ik ‘wil je de voeten eraf halen. Die zitplaats wordt smerig door die schoenen en slijt harder daardoor. De bekleding moet dan eerder worden vervangen, wat straks in jouw en mijn plaatsbewijs wordt doorgerekend.’

Het gesprek van de jongelui viel even stil terwijl ze elkaar vragend aankeken.

Toen antwoordde hij: ‘U heeft gelijk, oké’ en zette zijn voeten weer op de grond.

Thuis waren mijn vrouw en ik het erover eens. We hadden en leuk uitstapje gehad en we zitten nog niet op dood spoor, terwijl we de hele reis geen conducteur hebben gezien.

 

Met vriendelijke groet,

Fenix Grime